Toerverhaal: 185 kilometer langs erfgoed in Oost- en West-Vlaanderen

Gif moh sjette!

Er gaat niets boven een mooie combinatie van motorrijden en cultuur. Onder motards vind je veel liefhebbers van erfgoed en geschiedenis, weten we uit eigen ervaring. Zo ontstond ook het idee voor deze motorrit: zoek een route voor wie op zoek is naar bijzondere erfgoedmonumenten in Oost-en West-Vlaanderen.

'Erfgoed’ is een heel breed begrip, maar we beperken ons vandaag tot industrieel en historisch erfgoed. Er wacht ons een kloeke motorrit die langs highlights voert in het Oost- en West-Vlaams decor. Tussendoor hopen we te genieten van de Vlaamse natuurpracht. Bereid je dus voor op een motorrit die vooral plattelandswegen met een hoek af opzoekt – jammer genoeg is er vaak ook gewoon een stuk wegdek ‘af’.

Groene monster

Gent zit in de kopgroep van steden die hun industrieel erfgoed in al zijn veelzijdigheid proberen te bewaren. In een oude katoenspinnerij huist sinds 1991 het Gents Industriemuseum. Je ontdekt er op een zeer aanschouwelijke manier de industriële revolutie en de geschiedenis van Gent als bedrijvige industriestad door de eeuwen heen, met zijn dichtbevolkte arbeidersbuurten en fabrieksschoorstenen die overal de lucht in schoten. Geen betere plaats om deze motorrit te starten dan bij dit museum aan de sierlijke Minnemeersbrug. Het hart van Gent ligt op een boogscheut voor wie van de gelegenheid gebruik wil maken de stad te bezoeken. Textiel heeft altijd een grote rol gespeeld in de geschiedenis van de stad. Maar we zullen onderweg merken dat dat bij uitbreiding voor het hele Vlaamse landsgedeelte gold. Katoen, vlas, wol ... met op zijn West-Vlaams ‘sjette’ als verzamelnaam. Et voilà, de titel van deze reportage was gevonden.

De 70 meter hoge ST1-havenkraan uit 1983 domineert met zijn 370 ton op indrukwekkende wijze het zicht op de dokken.

Zo gezegd zo gedaan. Vanuit de startlocatie rijden we de stad uit richting de oude haven, naar het Houtdok. Vanop de Muidebrug doemt rechts van ons de 70 meter hoge ST1-havenkraan op. Het groene monster uit 1983 domineert met zijn 370 ton op indrukwekkende wijze het zicht op de dokken, met in het midden het Kapitein Zeppospark. Deze stukgoedkraan werd gebouwd bij de Boomse Metaalwerken. Samen met de ST1 werden her en der in dit gebied van de dokken oude kranen van verschillende types neergepoot. Kraanspotters zullen hier best hun gading vinden.

Grijpgrage tentakel

Via de R4 gaan we richting Zelzate, waar we in Oostakker de neus richting de wijk Langerbrugge keren. Het Kanaal Gent-Terneuzen is de eerste barrière die we  moeten nemen. In 1792 werd een brug gebouwd om dit water over te steken. Bij de verbreding van het kanaal eind jaren 60 werd de brug afgebroken en vervangen door een veerdienst. Op een van de oevers prijken nog de goed bewaarde restanten van de oorspronkelijke brug. De veerboten kunnen 20 ton gemotoriseerd verkeer vervoeren, en dat gebeurt bovendien gratis. Meevaren biedt een unieke blik op het Gentse havengebied en is een leuke ervaring. De boten zijn daardoor stilaan geëvolueerd tot een toeristische attractie. Als de schipper ons ook nog toelaat op de brug, is dat meteen de kers op de taart. Tijdens de overvaart zien we het langwerpige silhouet van de voormalige thermische elektriciteitscentrale van Langerbrugge. De schoorsteen tekent zich tegen de grijze hemel af als een grijpgrage tentakel. De centrale is beschermd industrieel erfgoed en werd gebouwd in 1913. Jammer genoeg is ze niet langer toegankelijk sinds het voormalige industriemuseum is gesloten. In 2012 gingen dieven met koper aan de haal en beschadigden daarbij de nog aanwezige machines. Maar het gebouw siert nog altijd op indrukwekkende wijze de oever van het Kanaal Gent-Terneuzen.

Windmolens

Op weg naar ons volgende doel doorkruisen we de industriezone van Evergem, die zich uitstrekt langs de Ringvaart. Het is een kleine uitloper van het Gentse havengebied waar het decor gevormd wordt door aangemeerde boten en de silhouetten van loodsen en betonnen gebouwen op de oevers. Via Lievegem en Zomergem gaat het richting Ursel, waar de Drongengoedhoeve op ons wacht. Deze historische abdijhoeve dateert uit 1746 en maakt deel uit van de Norbertijnenabdij van Drongen. Je kan er zonder problemen meerdere uren doorbrengen met wandelen, fietsen, genieten van een drankje en andere activiteiten. Helaas is een maandag is niet de geschikte dag voor een bezoek, het hek is gesloten. Wij moeten dus verder zonder een kop koffie om ons op te kikkeren na 45 kilometer tuffen. Verderop raaien we rond Aalter en richten we onze routepijlen stilaan op West-Vlaanderen. Ruiselede is onze eerste provincie-overgang. Het landschap wordt licht heuvelend en de eerste molens komen in zicht. Oude windmolens komen in deze streek nog frequent voor en vormen op zich al een ferme brok historisch industrieel erfgoed. Op hun hoogtepunt stonden er rond Ruiselede maar liefst dertien windmolens. Dat had alles te maken met de grote oppervlakte aan graanvelden in deze regio. Dat graan moest verwerkt geraken tot meel en bloem. Het heuvelachtig karakter zorgde voor een ideale omgeving: de molens konden hoger in het landschap geplaatst worden zodat ze meer wind vingen. Tot voorbij Tielt handhaaft dit molenlandschap zich en we rijden zowat onder de wieken van de prachtig bewaarde Poelbergmolen door.

We zakken verder af naar het zuiden en komen in een regio waar de vlasindustrie vroeger een hoofdrol speelde. In de Heirentstraat, grondgebied Tielt, ontdekken we een oude vlasfabriek. Ze werd in 1937 gebouwd en had een warmwaterroterij en vlasschuur. De gebouwen bleven goed bewaard. Het was de enige fabriek in Meulebeke van deze aard, op het hoogtepunt van de vlasverwerking werkten er tien mensen. Enkele kilometer verder op de Bruggesteenweg wijken we even uit om de vlasfabriek van de familie Dumortier te bekijken, bestaand uit een zwingelarij en roterij. Aan de straatzijde is nog een vervallen schoorsteen te zien en een buitentrap die het geheel een speciaal cachet geven. De verlaten vlasfabriek maakt een verwaarloosde indruk. Als we dan aan de overkant van de straat ook nog een vervallen café aantreffen met de klinkende naam ‘Hof van Commerce’ en verderop het ‘Duivenlokaal onze Belangen’ is het beeld van historisch en industrieel erfgoed compleet. Hier wenden we de steven richting Roeselare.

Pittoresk Kortrijk

Ook brouwerijen maken deel uit van ons Vlaamse erfgoed. In Roeselare vinden we de bekende brouwerij Rodenbach terug, gesticht in 1821, nog voor het ontstaan van België. Het geslacht Rodenbach is van oorsprong Duits en telt een resem prominente figuren (zie kaderstuk). Ondertussen is er ook een museum dat de geschiedenis van de brouwerij in al zijn facetten toont. Bezoeken kan op afspraak. Dat bewaren we voor een andere keer als we iets meer tijd en minder kilometers voor de wielen hebben. 

Voor we ons richting Kortrijk begeven, maken we nog een lange lus via Wielsbeke. Want ook hier valt erfgoed te bewonderen: de oude vlas- fabriek Lambrecht in Sint-Baafs-Vijve. In het gebouw uit 1907 huist nu Lin’eau, een stijlvol restaurant, bekend om zijn visgerechten. Het is een schoolvoorbeeld van hoe een industrieel gebouw een volledig andere bestemming kreeg, met behoud van het historische uitzicht. Topchef Baptiste Tieberghien kweekt er op het dak zijn kruiden en eetbare bloemen.

We hebben vandaag helaas geen tijd voor culinaire hoogstandjes, Kortrijk wacht. We geven flink ‘sjette’ en reppen ons naar het Kortrijkse Texture-museum, dat huist is een fluweelweverij die in 1930 is gebouwd. Het museum is gewijd is aan alles wat met textiel en vlasverwerking te maken heeft.

Eenmaal in Kortrijk komen we klem te zitten we in een ware verkeershel – altijd een risico als je een uitgestippelde motorroute volgt. De stad is door werken en omleidingen omgetoverd tot een labyrint van doodlopende wegen, doorspekt met wegversperringen en oranjerode borden ‘omleiding’. We slagen er ternauwernood in om de Broeltorens te bereiken – die we voor geen goud willen missen. Deze majestueuze wachters verbinden door middel van een brug beide oevers van de Leie. Het zijn de enige overblijfselen van de middel- eeuwse stadsvestingen. De zuidelijke Speyetoren dateert uit 1385, de noordelijke Ingelborchtoren uit 1413. Ze maakten deel uit van de omwalling van het grafelijk kasteel en deden dienst als vesting voor artilleriegeschut. Vandaag domineren ze een pittoreske kant van de stad Kortrijk waar je even in de geschiedenis lijkt te verdwalen.

Erfgoed en motorrijden vormen een perfecte cominatie van je motorduivels ontbinden en visueel genieten.

Legendarische piste

De zon verwarmt Kortrijk en we starten goedgehumeurd ons stalen ros voor de ruim 30 kilometer die ons nog resten. We trekken verder zuidwaarts, en eenmaal de stad uit doorkruisen we groene velden over smalle wegen omzoomd met bomen, met af en toe pittig bochtenwerk. Na de verstikking van het door wegenwerken ingepalmde Kortrijk voelt dit als herwonnen vrijheid.De Franse grens wenkt, meer bepaald de stad Roubaix. Motorrijders hebben vaak affiniteit met de wielrennerij en omgekeerd. In de koers kunnen ze elkaar niet missen, getuige de vloot volgmotoren die elke wielerwedstrijd opdraaft. Dus staat er nog één plaats op onze erfgoedverlanglijst: de Vélodrome André Pétrieux, wereldbekend als de aankomstplaats voor de wielerklassieker Parijs-Roubaix. Oorspronkelijk werd de velodroom aangelegd in de gemeente Croix in 1895. Maar de houten piste overleefde de strooptocht naar hout in de Eerste Wereldoorlog niet. In 1936 werd de nieuwe velodroom aangelegd. Op een kleine onderbreking na, eindigt de wielerklassieker sinds 1943 altijd hier. In 2012 werd ernaast ook een indoorpiste in gebruik genomen. Op tv ziet de velodroom er prestigieuzer uit dan in het echt; het geheel kan wel wat opknapwerk gebruiken. Hoewel de piste bijna 500 meter lang is, oogt ze niet zo groot. Misschien is dat te wijten aan het openluchteffect. We kunnen het niet laten om enkele tientallen meters van deze legendarische piste onder onze motorwielen te laten doorglijden. Spelende kinderen op het middenveld weerhouden ons ervan om enkele rondjes te draaien op het gehavend beton. Safety first! Toch hebben we even kunnen proeven van de unieke sfeer bij een ondergaande zon.

We kunnen het niet laten om enkele tientallen meters van de legendarische Roubaix-piste onder onze motorwielen te laten doorglijden.

Route: Historisch erfgoed in Oost- en West-Vlaanderen

Tekst: Patrick De Smet

Foto's: Jorn Urbain

Geschreven op 17 september 2025
© Motoren & Toerisme