Reisverhaal: Saudi-Arabië - Harley's en kamelen (2/2)

Vorige week kon je hier al het eerste deel van Marco Brands unieke reisverhaal over Saudi-Arabië lezen. In deel 2 ontdekt hij Saudi-Arabië pas echt. Dat blijkt wanneer hij als één van de eerste westerlingen de heilige stad Medina binnen mag. Maar reizen door Saudi-Arabië - op een Harley-Davidson - is vooral ook ellenlange kaarsrechte wegen, zandstormen, loslopende kamelen en bovenal een verzengende hitte.

Tekst en foto's: Marco Brand

Rijden in de leegte

In de plaats Buraydan stop ik rond 15:00 bij een koffietentje met een terras langs de hoofdweg. Voor het toilet verwijst de eigenaar me naar de moskee een stukje verderop. Ik loop op en neer terwijl hij mijn koffie maakt. Ik moet nog het laatste deel naar Hail, mijn eindbestemming voor vandaag. Het is inmiddels wat afgekoeld en ik geniet van de brede oneindige en vooral lege wegen. Met drie banen voor elke richting gescheiden door een middenberm van een meter of 10 breed. En zo zijn de meeste wegen in het land. Om het kwartier of langer haal ik een vrachtwagen in of word ik ingehaald door een snelle SUV. Volgens de GPS moet ik over 364 km een afslag nemen. Ik strek mijn benen over de extensies en begin weg te dromen. Op de lege oneindige wegen door een oneindig leeg landschap lijk ik te zweven over de weg. Het is alsof een deel van mij de motor bestuurt en een ander deel daarboven zweeft en zich in een alles omvattende ruimte bevindt. Het is een heerlijk gevoel om volledig alleen in een eindeloze lege ruimte te rijden, de motor en ik. Meer niet. Ik waan me alleen op de wereld van de woestijn zonder enig teken van leven in de verre omtrek. Aan de linkerkant zinkt de rode zon op een prachtige manier in het woestijn zand. Dit zijn van die momenten die ik ook eerder in het zuiden van Argentinië ervaren heb, in de oneindige leegte en stilte van de pampa’s.

Terwijl het al een tijdje donker en daarmee ook minder heet is, rij ik Hail binnen. Hail is de universiteitsstad, bestaande uit een lange winkelstraat met lokale en internationale fastfood ketens. Een gewoon restaurant waar je iets langer als ‘even snel’ kunt etein zijn moeiljk te vinden. Uiteindelijk vind ik een klein tentje, die is echter dicht vanwege de gebedstijd maar gaat om 21:00 weer open. Binnen langs de muur is een verhoogd plateau waar mannen in kleermakerszit op een kleed voor een lage tafel zitten. Geen enkel restaurant in dit land wordt gerund door Saudi’s en de medewerkers komen altijd uit het buitenland, meestal India of Bangladesh, als ze maar islamitisch zijn. De Pakistanis en Afghanies zijn groter en sterker en zie je daarom vaker in de bouw. Dit restaurant wordt gerund door Jemenieten en het is chaotisch en druk. Ik ga op de verhoging zitten en bestel een paar gerechten. Deze komen stadaard met een groot plat brood, een zeiltje wordt al voor me op tafel gelegd. Naast me zitten een paar mannen in witte gewaden en rode tulband, vrouwen zijn niet aanwezig. De jonge Jemenitische bedienden rennen door de zaak en schreeuwen bestellingen de keuken in. Als de Arabier naast me klaar is met eten wordt zijn zeiltje behendig omgetoverd tot een plastic zak met alle pannetjes, bordjes en etensresten erin gevangen. De man vraagt waar ik vandaan kom en zegt dat hij mijn eten al betaald heeft. Welcome to Saudi! En hij zwaait nog even voordat hij wegloopt.

 

400 km verkeerd gereden.

De volgende ochtend ga ik terug voor ontbijt, het is nog drukker en chaotischer dan gisterenavond. Hier zie ik geen Indiërs of Pakistani’s, alleen Arabieren. Ik zit tussen de witte gewaden en rode tulbanden en betaal nog geen twee euro voor een groot brood, een bakje bonen, een gebakken eitje en een kopje thee. Daarna stap ik weer op de motor. Ik heb de Harley leren waarderen en heb weer zin in een mooie lange dag rijden. In de veronderstelling dat ik op route naar het westen van het land zit, blijf ik na de lunch in het plaatsje Bakir doorrijden. Het is een nieuwe driebaansweg, nog zonder benzinepompen en met slechts enkele borden. Ik kom in een heerlijke flow terecht tot ik een bord met Sakara zie staan. Dit ligt in het noorden van het land, dat weet ik, maar ik rij toch naar het westen? Aan de GPS heb ik niets, deze neemt door de noodoplossing gelukkig wel de gereden route op, maar voldoende stroom om het scherm op de lichten krijgt hij niet. Er is helemaal geen verkeer op deze weg en ik stop in de berm om uit te vinden waar ik nu eigenlijk naar toe rij. De eerste de beste auto stopt een tijdje later achter me. Een Arabier in het wit stapt uit de auto en loopt naar me toe en vraagt of hij ergens mee kan helpen. Hij is chirurg en geeft les op de universiteit van Hail. We bekijken samen de landkaart die ik inmiddels heb uitgevouwen op zijn motorkap, en concluderen dat de weg waarop we ons bevinden er niet op staat. Het is inmiddels al vier uur in de middag en als ik naar het westen wil, heb ik twee keuzes. Ik rij door en overnacht in Al Jawf op ongeveer 80 km. Of ik rij de 400 km terug naar Hail waar ik vanmorgen aan deze rit ben begonnen. Maar de eerste noodzaak is benzine. ‘over 50 km’ zegt de chirurg. Voordat hij instapt om voor me uit te rijden, wil hij nog even samen op de foto. Ik rij achter hem aan als hij de eerste afslag neemt en dan nog zo’n 30 km doorrijdt tot een klein dorp met een benzinepomp. Onderweg besluit ik toch maar dezelfde 400 km terug te rijden als ik vandaag gereden heb, Omrijden lijkt me heel interessant maar zou me teveel dagen kosten. Terugrijden zal wel nacht werk worden, maar de sterrenhemel zal prachtige gezichten geven in de lege woestijn. Het grootste deel leg ik inderdaad onder de volle maan af en er zijn wederom nauwelijks andere weggebruikers op de drievaks  weg. Ik voel me weer totaal alleen en verlaten en kom al snel in een soort trance terecht waar ik vlak voor Hail weer uit kom. Onderweg denk ik aan hoe het zou zijn om hier te leven, in de leegte, de stilte en de altijd meer overweldigende hitte. Ik denk aan de auto die ik vandaag bij een pompstation zag waar een Arabier en zijn gesluierde vrouw in zaten. De ongeschoren, ruige man sprak geen woord Engels en achter hem klommen een stuk of acht kinderen over hem en elkaar heen. Zij groeien op in het zand tussen de kamelen, met waarschijnlijk veel minder stress en overheidsbemoeienis dan bij ons. In Hail koop ik wat fruit als avondeten als er een pickup met een kameel achterin naast me stopt. De verkoper van de winkel komt uit Jemen. Ik vind het altijd leuk om plaatsen te noemen van een land van herkomst als ik er geweest ben. De verkoper is zo verrast dat ik in Jemen geweest ben, dat hij me alle boodschappen gratis meegeeft. Ik rij terug naar hetzelfde hotel waar ik vanmorgen vertrokken ben en nu 800 km later weer voor de deur sta.

Vanuit Hail vertrek ik vroeg in de ochtend in nu wel de juiste richting. Net buiten de stad kom ik voor het eerst op een ‘gewone’ tweebaans weg terecht. En al snel kom ik in een omgeving terecht dat erg lijkt op de Wadi Rum in Jordanië, glooiende zandduinen met her en der vrij staande stenen bergen. Het is opnieuw een hele dag rijden en er staat een flinke zijwind. Hierdoor is het wegdek regelmatig bedekt met een zwevende laag fijn zand. Ik krijg al vroeg honger en stop bij een oud uitziend pompstation. De benzine pompen zijn eigenlijk de enige bebouwing die direct langs de wegen gelegen is en alle pompstations hebben op het terrein een kleine supermarkt, een garage en soms een klein restaurant. Op het terrein zelf is het een zooitje. Er liggen autoonderdelen, kapotte banden en blikken olie rond te dwarrelen. Ik stop voor het kleine restaurant en gok dat de man achter de balie uit Oezbekistan komt. Zijn starre gezicht verandert direct in een grote lach met glimmende ogen. Ik ga op een plateau zitten, strek mijn benen en puf uit van de lange ritten en de altijd maar aanwezige hitte. De Oezbeek spreidt een zeiltje voor me uit en als hij later mijn eten brengt komt hij op de rand van het plateau bij me zitten. Hij is etnisch Oezbeek maar komt uit Afghanistan. Voordat ik goed besef of het slim is, noem ik de naam van Generaal Dustam. Deze etnische Oezbeek in Afghanistan heeft met zijn leger nog heel lang stad gehouden tegen de Taliban, terwijl de rest van het land allang onder hun controle was. De opmerking pakt goed uit want hij pakt direct zijn telefoon en laat glunderend een foto van de generaal zien. Even later stop ik net mijn laatste hap in mijn mond als hij weer naar me toe komt. Hij wijst naar mij en dan naar de deur en zwaait met zijn handen. Ik moet weg, en wel direct. Het is gebedstijd en de deur gaat direct op slot als ik naar buiten loop. Het is op het heetst van de dag als ik gedwongen word weer op mijn motor te stappen en te gaan rijden. Gelukkig wordt de route direct na deze stop prachtig omdat ik langzaam in de berggebieden van het westen terecht kom. Rotsen komen langzaam uit het zand steken en steile stenige kliffen worden afgewisseld met glooiende zandheuvels. Nog steeds is er geen sprietje gras te bekennen en is alles droog en zandkleurig.

Laat in de middag kom ik aan in de plaats Al Ula, Dit is een klein stadje dichtbij Madain Saleh. Als ik ’s avonds op zoek ga naar eten zie ik ineens twee BMW-motoren staan bij een pizzaria. Natuurlijk loop ik naar de rijders toe. Het is voor het eerst dat ik Westerse toeristen in dit land tegen kom, en ze zijn nog op de motor ook. Het zijn twee Duitse jongens die werken in Dubai en daar een motor hebben. De motoren hebben ook een Emiraten-kenteken. We zitten te praten als er ineens nog twee motoren aan komen rijden, deze keer met Italiaanse kentekens. En uiteindelijk zitten we met vijf motorrijders bij elkaar op het terras van de pizzaria. De Italianen kwamen via Libanon, Syrië en Jordanië binnen en de Duitsers rijden morgen naar Jordanie op weg naar Cairo.

Tussen de bedevaarders

De volgende ochtend om 07:30 uur zitten alle vijf motorrijders in de bus naar de grootste toeristische attractie van het land, voor niet-moslims dan. De enige manier om deze te bezichtigen is per touringcar en verschillende lokale gidsen die bij iedere stop iets te vertellen hebben. Madain Saleh is verwant aan Petra in Jordanie, dezelfde bouwers uit dezelfde periode. De bouwwerken liggen hier verder uit elkaar en meer in de open vlakte. Het gaat om bouwwerken van de Nabateërs. Zij stonden bekend als artiesten in hun vak en bouwden met hamer en beitel gehele woningen uit losstaande rotsen. Het verhaal en de verklaringen voor de facetten van de bouwwerken vind ik een beetje ongeloofwaardig, maar het resultaat is in ieder geval indrukwekkend. De woningen of graven zijn uitgehouwen uit vrij staande rotsen midden in de oneindige woestijn. De tour is netjes geregeld met een kopje thee bij elke stop, ingeschonken voor een traditioneel geklede Arabier. Maar voor motorrijders duurt het te lang, er even langslopen en een paar fotootjes maken zou voldoende zijn geweest, daarna willen we weer rijden. Terug bij de motoren zeg ik gedag tegen de collega motorreizigers en gaat ieder weer zijn eigen weg, Naast mijn hotel eet ik een laat ontbijt en het is half 11 als ik wegrij en natuurlijk alweer gloeiend heet. Bij de eerste tankstop kom ik de Italianen weer tegen en we rijden de rest van de dag samen naar Medina. Zij rijden hetzelfde tempo als ik, rustig aan, en stoppen bij elke gelegenheid om iets te drinken, want het is heet, heel heet. Maar de route is fantastisch, natuurlijk veel zand maar de rotsbergen omringd door de woestijn maken het bijzonder. De Italianen rijden morgen door naar Dubai en nemen dan de boot naar Iran. In Medina nemen we afscheid. Het is rond half zes als ik mijn hotel binnenkom. Medina is een van de twee heilige steden van de soenitische moslims. In Medina is de profeet Mohammed geboren, opgegroeid en later gestorven. Mekka is de andere heilige stad. Hier heeft de profeet Mohammed zijn meeste tijd doorgebracht en heeft hij zijn boodschappen ontvangen. Er zijn twee soorten bedevaarten die moslims kunnen doen. De kleine heet Umra en de grote heet Hadj. De Hadj is op een vaste dag in het jaar terwijl je de Umra op elk willekeurig moment kunt maken. Beide doen zowel Medina als Mekka aan.

Een half jaar geleden is Saudi-Arabië opengegaan voor toeristen. Het is decennia lang een van de lastigste landen geweest om binnen te komen, tenzij je er als buitenlander werkte en dit ter grote frustratie van toeristen die bijzondere landen willen bezoeken. Sinds ongeveer een maand zijn ook de corona-inreisvoorwaarden opgeheven, wat weer aantrekkelijk is voor ongevaccineerde reizigers. Maar ondanks dat het land zich zodanig openstelt, bleven de twee heilige steden off-limits voor niet-moslims.  Toevallig is slechts enkele dagen geleden Medina, door de kroonprins, opengesteld voor niet-moslims. Mekka blijft echter nog op slot voor ongelovigen. Het is dus nog zo recent dat niet-Islamitische mensen in de heilige stad mogen zijn, dat de lokale mensen en Umra-gangers er nog niet aan gewend zijn. En ook de grote motor trekt extra aandacht. Hier in Medina zijn alle mensen, op de inwoners na, op bedevaart, behalve ik dan. En die bedevaarders komen uit alle hoeken van de wereld.

Het graf van Mohammed

Het is half zeven in de avond als ik mijn hotel uitloop richting te moskee. De moskee van de profeet is een gigantisch complex, alleen de moskee van Mekka schijnt nog groter te zijn. Het bouwwerk is omringd door een enorm plein. Een bezoek aan deze moskee is het hoogste doel van de bedevaarders in Medina. Als ik het enorme plein op loop en de tientallen minaretten van de moskee voor me zie, begrijp ik dat dit voor bedevaarders een bijzondere ervaring is. Terwijl ik mijn eerste stappen op het plein zet, begint de muezzin zijn gezang ter aanvang van het avondgebed. Het is moeilijk te beschrijving hoe groots dit is en voelt. Ik wandel over het plein van ruim 8000 vierkante meter met de moskee in het midden. Bij elke ingang zijn ruimtes ter grootte van een volleybalveld ingericht, waar telkens honderden mensen bij elkaar op de grond zitten. Iedereen maakt zich klaar voor het gebed en op het plein lopen mensen kriskras door elkaar. Om de paar honderd meter staan sproeiers die fijn waterstof over de massa heen spuiten, ter afkoeling. Het is een bijzonder schouwspel om om mensen uit alle Islamitische delen van de wereld bij elkaar te zien. Ik zie groepen Oezbeken en Tadzjieken uit Centraal-Azië, traditioneel in pofbroek geklede Koerden uit Noord-Irak, grote, statige Afrikanen in lange gewaden uit Nigeria. En dan nog de honderden Indonesiërs en Maleisiërs en witte, blauwogige moslims uit de Balkan. Ik kijk mijn ogen uit, al die culturen uit al die landen, ik vind het indrukwekkend. Ik spreek een Belgisch-Marokkaanse dame die me vertelt dat ze op Umra is met een groepje Franstalige landgenoten. Ik loop verder over het plein en kom aan de achterkant van de Moskee. Overal zitten groepen mensen uit de hele wereld bij elkaar, met aparte afdelingen voor vrouwen. Ik loop mee met een menigte die langzaam langs de muren van de moskee loopt. Ik kijk mijn ogen uit. Maar opeens wordt ik tegen gehouden door twee mannen in blauwe militaire kledij. Ze vragen mij of ik moslim ben en ik geef eerlijk antwoord. Ze zeggen me de wachten en roepen een paar andere militairen erbij, zo staan er ineens vijf soldaten om me heen en word ik ondervraagd over mijn geloof en de reden waarom ik hier ben. Ik geef eerlijke antwoorden en begrijp niet direct waarom dit nu ineens speelt en dan trekt het groepje zich terug om onderling te overleggen en te telefoneren. Dan komt een van de soldaten weer naar me toe en vertelt me dat Islam de religie van vrede en broederschap is en dat ik daarom welkom ben. Fijn om te horen, maar ik ben hier al bijna een uur en zie niet in waarom dit nu ineens een onderwerp van gesprek is. Ik bedank de soldaat toch vriendelijk en loop verder met de menigte die een beetje begint te dringen. Dan vraagt ineens een Engels sprekende Jordanier me aan en vraagt waar het gesprek met de soldaten over ging. Ik leg het hem uit en vraag hem dan waar deze menigte heen gaat dat er ineens een checkpoint is op dat punt. Verbaasd staart hij me aan. ‘Je weet niet waar je heen gaat?’ Ik zeg dat ik geen idee heb. ‘Mijn vriend, dit moet de gelukkigste dag van je leven zijn, dat je nu hier bent en dat je mee mag.’ Ik voel me een beetje onwetend als ik moet vragen waar we dan nu heen lopen en wat daar dan zo bijzonder aan is. ‘Mijn vriend, je gaat het graf van de heilige Mohammed zien, daar lopen we nu naar toe.’ Ik besef me dat dit inderdaad uniek is, dat de stad slechts enkele dagen geopend is voor niet-moslims en dat ik misschien wel de eerste niet moslim kan zijn die hier door de controle komt, en toegelaten wordt bij het graf van Mohammed. Ik besef eindelijk de ophef en voel mezelf toch wel geprezen dat ik dit mee mag maken. Als ik de kamer inloop waar het graf van de profeet zich bevindt vallen mannen biddend op de grond neer, leunen huilend tegen de muur aan en kunnen hun emoties bijna niet in bedwang houden. Een beveiliger duwt mensen die te lang blijven hangen rustig en beheerst verder, iedereen is stil. Ik loop op een respectvolle manier de ruimte weer uit en trek op het plein mijn teenslippers weer aan. Ik kijk nog even naar de enorme mensen massa die hier elke dag opnieuw hun vrede vindt en loop dan terug naar mijn hotel. Het is bijzonder, heel bijzonder.

De Weg naar Mekka

Tussen Medina en Mekka ligt zo’n 550 km asfalt. Ik wilde vroeg op pad gaan maar door het uitgebreide buffet tussen de bedevaarders loop het wat uit. Ik zit tussen een Marokkaanse familie met vrolijke vrijgevochten dochters en een Pakistaans gezin met oma in een rolstoel. Links van me zitten drie mannen uit Centraal-Azië en ik kijk uit op een groepje lange West-Afrikanen in traditionele kledij. Ik rij mijn motor uit de parkeergarage en het duurt even voordat ik de weg de stad uit gevonden heb, als ik uiteindelijk op de goede route zit is al het tegen elven en is het weer heet, heel heet. De drie steden Medina, Mekka en Jeddah liggen nagenoeg op zeeniveau en dat merk je, het lijkt nog heter dan de voorgaande dagen en ik rij hier op het heetst van de dag. Omdat zowel Mekka als Medina deel uitmaken van een Umra en Hadj zijn de meeste andere weggebruikers bedevaarders. Tegenwoordig rijdt er ook een hogesnelheidstrein tussen de twee steden, speciaal voor de bedevaarders. De zon staat recht boven me en ik zie de hete lucht op het asfalt gloeien. En zoals elke dag is de omgeving leeg, geen dorpjes, geen huizen, geen afgelegen boerderijen, alleen zand in alle soorten en maten en vormen. Na 100 km stop ik bij de eerste benzinepomp. Er is een moskee en een kleine supermarkt en een koffietentje, waar ik zelfs binnen kan zitten. In de supermarkt staat een buslading mannen gekleed in witte gewaden, met een schouder ontbloot. Het zijn mannen uit Tripoli in Libië. Hun land is veilig om te bezoeken vertelt een oudere bedevaarder, alleen in Benghazi hebben ze een klein probleem met wapens. Na een paar flesjes water en een koffie ga ik vol goede moed weer op pad. Maar ik word al snel bevangen door de ontstellende hitte. Het is te vergelijken met de eerste walm die uit een oven komt als je hem open doet als je wilt controleren of de pizza al goed is. Die eerste walm voel ik al een paar uur op mijn gezicht. Mekka is nog 300 km en er is helemaal niets om me heen behalve zand en om de gemiddeld 10 minuten een auto die me inhaalt. En het is niet eens de zon die mijn huid doet branden, het is de hete lucht die brandt op mijn handen en gezicht waar ik tegen vecht. De koppelingshendel en voorrem zijn gloeiend heet geworden. Ik probeer diep te ademen om de onrust weg te nemen, maar daar krijg ik het alleen maar warmer van. Het is een gevecht dat ik langzaam aan het verliezen ben. Als ik de strepen op de weg dubbel ga zien, heb ik het gevoel dat ik ergens moet stoppen om af te koelen. Maar er is niets, geen schaduwplek, alleen maar zand. En net als de weg begint te tollen voor mijn ogen zie ik een viaduct. Twee wegen kruisen elkaar en onder het viaduct is ruimte om te parkeren. Het had niet langer moeten duren. Ik rij de motor de weg af en het zandpad onder het viaduct op.

Toevallig ligt er een stukje hout dat ik onder de standaard kan leggen zodat deze niet wegzakt in het zachte zand. Een grote vrachtwagen houdt onder het viaduct de vluchtstrook bezet. Ik loop achter de vrachtwagen langs op zoek naar een plek waar het misschien iets koeler is. De chauffeur is een Saudi, dit is uitzonderlijk want de meeste chauffeurs zijn Afghanen of Pakistanen. Na een kort ‘hallo waar kom je vandaan’ opent hij een klep van zijn trailer, hierachter bevindt zich een miniatuur keuken. Hij zet de ketel op een kleine gasbrander om thee voor me te zetten. Ondertussen klapt hij een stoeltje voor me uit en zit ik uit te puffen tussen zijn vrachtwagen en de muur van het viaduct. Hij staat hier omdat de banden van zijn vrachtwagen te heet zijn geworden en hierdoor kunnen klappen. Terwijl ik aan mijn tweede kopje thee met heel veel suiker lurk spuit hij zijn banden stuk voor stuk nat met een slang uit een van de andere delen van zijn trailer. Daarna houdt hij de spuit omhoog zodat er een vochtige nevel op mij neerkomt. Ik begin eindelijk een beetje af te koelen. Ik moet er wel erg oververhit uitzien. De zoete thee doet me goed en ik drink inmiddels mijn derde kop leeg. We praten wat met handen en voeten en de paar woorden Arabisch die ik ken. Hij vertelt me dat de weg na Mekka omhoog klimt naar de plaats Taif en dat het daar koeler is. Ik leg hem uit dat ik eerst nog helemaal om Mekka heen moet rijden, omdat ik als niet-moslim de stad niet om mag. Zijn antwoord is dat als ik aangehouden word, ik moet zeggen dat het op de motor erg heet is en ik daarom de kortste weg naar Taif wil rijden. En als je niet tegengehouden wordt moet je zeker gewoon recht door de stad rijden. Als ik wil vertrekken, komt een andere vrachtwagen de smalle strook onder het viaduct op rijden. De Pakistaanse chauffeur heeft haast, zijn banden zijn te heet en hij heeft schaduw nodig maar hij wil nog wel even snel op de foto met me.

Dan rij ik door het heilige Mekka. De stad waar ik eigenlijk niet zou mogen zijn. Ik zie in de verte de Clock Towers en zie de punten van de minaretten boven de stad uit steken. Ik wil de situatie niet forceren en rij de kortste route door de stad heen totdat ik op de snelweg naar Taif kom. Het is al laat in de middag als ik de prachtige klim naar het plateau maak. Onderweg zitten grote apen langs de kant van de weg te wachten op eten dat uit autoraampjes wordt gegooid. Boven op het plateau aangekomen is het inderdaad koeler en zichtbaar groener. Er is in de stad zelfs een park met groen gras. Hotels zijn er overal genoeg. Maar het zijn eigenlijk meer apartementen. Er is in de kamer altijd een keuken aanwezig en ontbijt wordt ook op de kamer bezorgd, zodat gasten met vrouwen niet dezelfde ruimte delen als andere gasten. Als ik later de eigenaar van het hotel tegenkom, vraagt hij me of het mijn motor is die voor de deur staat. ‘Zo ja dan mag je hier gratis verblijven, je mag in het hotel nergens voor betalen' . Ik voel met een beetje bezwaard maar het is natuurlijk fantastisch dat dit me wordt aangeboden.

Voor het avond eten vind ik een klein restaurant met zitplaatsen op de grond, zonder lage tafels deze keer. Ik spreek hier een paar Jemenitische gastarbeiders en vraag hun of het niet moeilijk is hier te zijn en te werken terwijl Saudi-Arabië ook tegelijkertijd hun thuisland bombardeert. Er wordt laconiek gereageerd. Dat is politiek en heeft niets met het volk te maken.

 

De weg terug

Vanaf Taif is het ruim 780 km terug naar Riyad. Het hotel heeft wel ontbijt klaar maar dat moet ik in mijn kamer opeten. Ik vind het daarom leuker om te ontbijten bij de lokale Jemenieten waar ik gisterenavond ook gegeten heb. Die zijn echter nog niet open zo vroeg in de ochtend en ik parkeer mijn motor bij de Pakistaanse buurman die wel al warme linzensoep met brood serveert. Als ik aan kom rijden, schrikt een van zijn klanten zo erg dat hij zijn take-away thee uit zijn handen laat vallen. Dan begint weer een lange rijdag. Gelukkig rijd ik inmiddels op 900 meter boven zeeniveau, dat scheelt weer een graadje aan warmte. Maar toch wordt het een lange vermoeiende rit. Het is ook de oude bedevaardersroute van Riyad naar Mekka. Je ziet aan de restanten langs de weg dat het al een oude route is. Ik zie tientallen verlaten en vervallen tankstations, verschillende verroeste auto’s in de berm en af en toe een vastgelopen vrachtwagen. Verder groepen kamelen en om de 100 km een kleine nederzetting in de verte rondom een moskee. Ik eet bij een van de weinige wegrestaurants. De eigenaar is een Soedanees wiens vrouw en kinderen al een tijdje terug zijn naar hun thuisland, maar hij blijft zelf liever hier. Hij heeft een paar Jemenieten in dienst die het eten bereiden en de tent schoon proberen te houden, het is erg niet erg druk. Vlak voor Riyad heb ik zicht op de Edge of The World.  Daarmee wordt het het einde van het plateau waar Riyad op gevestigd is bedoeld. Het is een steile zanderige klif waar ik recht tegenaan kijk. Het betekent ook dat ik in de buurt van de hoofdstad ben en dat de reis erop zit. Ik heb ruim 12 uur over de bijna 800 km gedaan, door elke stopmogelijkheid te gebruiken. ’s Avond eet ik iets in een koffiebar in het winkelcentrum en de volgende dag breng ik de motor terug naar de Harley-dealer en neem ik een taxi naar de luchthaven. Het was weer een mooie reis.

 

Reisverhaal: Saudi-Arabië - Harley's en Kamelen (1/2)

Geschreven op 22 mei 2025
© Motoren & Toerisme