Een half jaar geleden is Saudi-Arabië opengegaan voor toeristen. Het is decennia lang een van de lastigste landen geweest om binnen te komen, tenzij je er als buitenlander werkte en dit ter grote frustratie van toeristen die bijzondere landen willen bezoeken. Sinds ongeveer een maand zijn ook de corona-inreisvoorwaarden opgeheven, wat weer aantrekkelijk is voor ongevaccineerde reizigers. Maar ondanks dat het land zich zodanig openstelt, bleven de twee heilige steden off-limits voor niet-moslims. Toevallig is slechts enkele dagen geleden Medina, door de kroonprins, opengesteld voor niet-moslims. Mekka blijft echter nog op slot voor ongelovigen. Het is dus nog zo recent dat niet-Islamitische mensen in de heilige stad mogen zijn, dat de lokale mensen en Umra-gangers er nog niet aan gewend zijn. En ook de grote motor trekt extra aandacht. Hier in Medina zijn alle mensen, op de inwoners na, op bedevaart, behalve ik dan. En die bedevaarders komen uit alle hoeken van de wereld.
Het graf van Mohammed
Het is half zeven in de avond als ik mijn hotel uitloop richting te moskee. De moskee van de profeet is een gigantisch complex, alleen de moskee van Mekka schijnt nog groter te zijn. Het bouwwerk is omringd door een enorm plein. Een bezoek aan deze moskee is het hoogste doel van de bedevaarders in Medina. Als ik het enorme plein op loop en de tientallen minaretten van de moskee voor me zie, begrijp ik dat dit voor bedevaarders een bijzondere ervaring is. Terwijl ik mijn eerste stappen op het plein zet, begint de muezzin zijn gezang ter aanvang van het avondgebed. Het is moeilijk te beschrijving hoe groots dit is en voelt. Ik wandel over het plein van ruim 8000 vierkante meter met de moskee in het midden. Bij elke ingang zijn ruimtes ter grootte van een volleybalveld ingericht, waar telkens honderden mensen bij elkaar op de grond zitten. Iedereen maakt zich klaar voor het gebed en op het plein lopen mensen kriskras door elkaar. Om de paar honderd meter staan sproeiers die fijn waterstof over de massa heen spuiten, ter afkoeling. Het is een bijzonder schouwspel om om mensen uit alle Islamitische delen van de wereld bij elkaar te zien. Ik zie groepen Oezbeken en Tadzjieken uit Centraal-Azië, traditioneel in pofbroek geklede Koerden uit Noord-Irak, grote, statige Afrikanen in lange gewaden uit Nigeria. En dan nog de honderden Indonesiërs en Maleisiërs en witte, blauwogige moslims uit de Balkan. Ik kijk mijn ogen uit, al die culturen uit al die landen, ik vind het indrukwekkend. Ik spreek een Belgisch-Marokkaanse dame die me vertelt dat ze op Umra is met een groepje Franstalige landgenoten. Ik loop verder over het plein en kom aan de achterkant van de Moskee. Overal zitten groepen mensen uit de hele wereld bij elkaar, met aparte afdelingen voor vrouwen. Ik loop mee met een menigte die langzaam langs de muren van de moskee loopt. Ik kijk mijn ogen uit. Maar opeens wordt ik tegen gehouden door twee mannen in blauwe militaire kledij. Ze vragen mij of ik moslim ben en ik geef eerlijk antwoord. Ze zeggen me de wachten en roepen een paar andere militairen erbij, zo staan er ineens vijf soldaten om me heen en word ik ondervraagd over mijn geloof en de reden waarom ik hier ben. Ik geef eerlijke antwoorden en begrijp niet direct waarom dit nu ineens speelt en dan trekt het groepje zich terug om onderling te overleggen en te telefoneren. Dan komt een van de soldaten weer naar me toe en vertelt me dat Islam de religie van vrede en broederschap is en dat ik daarom welkom ben. Fijn om te horen, maar ik ben hier al bijna een uur en zie niet in waarom dit nu ineens een onderwerp van gesprek is. Ik bedank de soldaat toch vriendelijk en loop verder met de menigte die een beetje begint te dringen. Dan vraagt ineens een Engels sprekende Jordanier me aan en vraagt waar het gesprek met de soldaten over ging. Ik leg het hem uit en vraag hem dan waar deze menigte heen gaat dat er ineens een checkpoint is op dat punt. Verbaasd staart hij me aan. ‘Je weet niet waar je heen gaat?’ Ik zeg dat ik geen idee heb. ‘Mijn vriend, dit moet de gelukkigste dag van je leven zijn, dat je nu hier bent en dat je mee mag.’ Ik voel me een beetje onwetend als ik moet vragen waar we dan nu heen lopen en wat daar dan zo bijzonder aan is. ‘Mijn vriend, je gaat het graf van de heilige Mohammed zien, daar lopen we nu naar toe.’ Ik besef me dat dit inderdaad uniek is, dat de stad slechts enkele dagen geopend is voor niet-moslims en dat ik misschien wel de eerste niet moslim kan zijn die hier door de controle komt, en toegelaten wordt bij het graf van Mohammed. Ik besef eindelijk de ophef en voel mezelf toch wel geprezen dat ik dit mee mag maken. Als ik de kamer inloop waar het graf van de profeet zich bevindt vallen mannen biddend op de grond neer, leunen huilend tegen de muur aan en kunnen hun emoties bijna niet in bedwang houden. Een beveiliger duwt mensen die te lang blijven hangen rustig en beheerst verder, iedereen is stil. Ik loop op een respectvolle manier de ruimte weer uit en trek op het plein mijn teenslippers weer aan. Ik kijk nog even naar de enorme mensen massa die hier elke dag opnieuw hun vrede vindt en loop dan terug naar mijn hotel. Het is bijzonder, heel bijzonder.