Route: een rondje door de uitgestrekte Westhoek vanuit Veurne

Mijn vlakke land, mijn Vlaanderenland. Tura-land, Bachten de Kupe, het land van Eigen Kweek en het land van de Grote Oorlog — al deze namen verwijzen onmiskenbaar naar één plek. Wanneer we een startpunt moesten kiezen voor onze halve dagroute, kon het dan ook maar één stad zijn: Veurne. Wij nemen je mee op een rondje van 100 kilometer door de Westhoek.

Gelegen in de uiterste westhoek van België, op een boogscheut van de Noordzee en de Franse grens, ligt Veurne verrassend goed bereikbaar — via de E40, de N35 vanuit Diksmuide en de N8 over Ieper. Een stad op het kruispunt van rust en geschiedenis, van eenvoud en grandeur.

Op de tijdlijn verschijnt Veurne, ergens in de negende eeuw, als stedelijk knooppunt. Op deze strategische plek werd een burcht opgericht als bolwerk tegen de invallen van de Noormannen. Die vestiging was het begin van een rol die Veurne eeuwenlang zou blijven spelen: als militair, strategisch en cultureel ankerpunt in een vaak woelig Vlaanderen.

Vanaf de twaalfde eeuw begon de stad ook economisch aan belang te winnen. Veurne werd lid van de Londense Hanze, een netwerk van Vlaamse steden die actief handel dreven met Engeland. Maar in 1270 kwam een breuk in de Vlaams-Engelse relaties, wat de stad in een langdurige crisis stortte en waar Veurne zich pas op het einde van de zestiende eeuw van zou herstellen. Uit die periode dateert ook de spotnaam “Veurnse Slapers” — een erfenis van moeilijke tijden.

In de twintigste eeuw kreeg Veurne zijn militaire rol opnieuw toebedeeld, tijdens de Grote Oorlog. Toen het Belgische leger zich moest terugtrekken achter de IJzer, verstevigden de troepen hun linies langs de spoorwegbedding tussen Nieuwpoort en Diksmuide. Vier lange jaren van stellingenoorlog volgden. In die dagen maakte koning Albert I van het statige stadhuis van Veurne zijn hoofdkwartier. Van daaruit leidde hij het verzet, ontving hij staatshoofden als de Franse president en de Engelse koning, en schreef hij geschiedenis — niet alleen voor Veurne, maar voor het hele land.

Motorrijden in de Westhoek: pure vrijheid

De rit die we zullen volgen vertrekt vanuit Veurne en voert ons oostwaarts, richting het charmante Beauvoorde. Het eerste dorp dat we na Veurne doorkruisen is Bulskamp. Daar splitst de route zich, en slaan we de Beenakkerstraat in, op weg naar Wulveringem. In Wulveringem passeren we het kasteel van Beauvoorde, een idyllisch waterkasteel dat tegenwoordig eigendom is van de Vlaamse Gemeenschap en openstaat voor bezoekers. Ooit, in de vijftiende eeuw, was het een robuuste burcht, die doorheen de eeuwen tot een eenvoudige boerderij verviel. Maar aan het einde van de negentiende eeuw herstelde Arthur Merghelynck de burcht in zijn vroegere glorie. Vandaag omringt een prachtige Engelse-Franse tuin het domein, waardoor het geheel de uitstraling krijgt van een waar lusthof.

Misschien lijkt het wat vroeg op de rit voor een tussenstop, maar het loont beslist de moeite om hier even af te stappen en je te laten betoveren door de geschiedenis en de rust. Wie denkt dat er in die verre Westhoek niets te beleven valt voor motorrijders, vergist zich grondig. Juist hier daag je jezelf uit: de kunst van het motorrijden komt er volledig tot zijn recht. Vanaf Wulveringem slingeren we ons een weg over kleine, kronkelende wegen. Daarmee begint dan ook  het echte motorplezier.

Het volgende dorpje op onze route is Oostkerke, een deelgemeente van Diksmuide en niet te verwarren met de gelijknamige deelgemeente van Damme. Het schilderachtige dorpsplein nodigt uit om je tempo te verlagen en misschien zelfs even te stoppen.

Torens en trappisten

Verder rijden we, rakelings langs Diksmuide. Even voorbij Lampernisse — maar nog vóór Oudekapelle in zicht komt — doemt aan de linkerkant de IJzertoren op. Deze imposante toren, trots oprijzend in het vlakke IJzerbekken, herinnert aan een bewogen verleden.

Wat verderop, in Merkem, bereiken we een tweede toren: de Knokkebrugtoren. Dit moderne uitkijkpunt aan de rechteroever van de IJzer verrast niet zozeer door zijn vorm, maar door zijn uitzicht. Vanaf de top ontvouwt zich namelijk het silhouet van een stervormige slotgracht — de contouren van wat ooit een Spaans fort was. Dit fort maakte deel uit van een grotere verdedigingslinie. Ten noorden van de samenvloeiing van de IJzer en de Ieperlee werd destijds een klein vierkant sperfort opgericht, de voorloper van het latere Fort de Knocke.

Na dit bezoek slingert de route zich stroomopwaarts, grotendeels parallel aan de IJzer. Een volgende halte van wereldfaam is Westvleteren. En wie Westvleteren zegt, zegt haast automatisch: Trappistenbier. De befaamde, inmiddels overleden bierkenner Michael Jackson (nee, niet de popzanger) riep het trappistenbier van Westvleteren ooit uit tot het beste bier ter wereld — een eretitel die nog steeds weerklinkt onder bierliefhebbers. Of je er van het beste bier ter wereld kan proeven weten we niet, want op de motor houden wij alvast nultolerantie aan.

Na Westvleteren slingert de route zich verder tussen beekjes en grachten, langs kronkelende weggetjes die de Westhoek haar karakter geven. We rijden richting Poperinge, tot aan de rand van de stad. Wie de tijd heeft en de goesting voelt, kan gerust even afslaan richting centrum — ideaal voor een korte pauze of een verkennend stadsbezoek, alvorens de rit verder te zetten.

Net voor we de ringweg rond Poperinge bereiken, duikt een merkwaardig bouwwerk op in het landschap: een imposante toren, gebouwd tijdens de Tweede Wereldoorlog door de Duitse bezettingsmacht. Wat precies de functie van deze toren was , blijft tot op vandaag onduidelijk. Wat wél zeker is: hij staat aan de rand van een militaire luchthaven die destijds in aanbouw was. Vandaag doet het gebouw dienst als uitkijktoren, en het is toegankelijk voor bezoekers. Wie de trap beklimt, krijgt niet alleen een indrukwekkend uitzicht cadeau, maar ook een stukje vergeten geschiedenis. Volgens de overlevering stond er ooit een gigantisch zoeklicht bovenop: “Met die phare kon je je gazette lezen tot bij de paters van Sint-Sixtus,” zo wordt gefluisterd in de streek — een anekdote die zowel tot de verbeelding spreekt als de grootsheid van het toestel illustreert.

De terugweg: smokkelverhalen aan de schreve

Poperinge vormt zowat het verste punt van onze route, ver verwijderd van Veurne, maar de terugweg heeft nog een mooie troef in petto. We volgen even de Belgisch-Franse grens — de beruchte “schreve” — en houden halt bij een achthoekig, karakteristiek douanehuisje dat als een stille getuige uit het verleden langs de weg staat. In de Westhoek was de schreve jarenlang het toneel van een kat-en-muisspel tussen de blauwers — de smokkelaars — en de kommiezen, de douaniers die hen op de hielen zaten. Grenssmokkel was hier niet zomaar een illegale bezigheid; het was een levenswijze, vaak gedreven door armoede, altijd doordrenkt van spanning en durf.

Wie de streek echt wil proeven — letterlijk dan — moet beslist even halt houden bij ’t Hof van Commerce. Deze authentieke herberg ademt de ziel van de streek uit. Hier wordt nog steeds Picon gebrouwen volgens een geheim familierecept. Deze typische drank, diepgeworteld in de cultuur van de Westhoek en het naburige Frans-Vlaanderen, is een bitterzoete herinnering aan vroegere tijden.

Hoewel we onderweg niet geproefd hebben, namen we toch een fles mee naar huis. Thuis werd die feestelijk ontkurkt, en met een glimlach op het gezicht dronken we een Picon-bière of een Picon-vin blanc — drankjes die niet enkel smaken naar kruiden en sinaasappelschil, maar ook naar verhalen van de schreve, van vriendschap, van avontuur.

Fotograaf Pieter en ik wensen je een prettige rit. En bovenal: rij veilig. De Westhoek verdient het om traag en met volle aandacht ontdekt te worden.

Tekst: Wim Depraetere - Foto's: Pieter Pacques

Geschreven op 31 juli 2025
© Motoren & Toerisme