Reisverhaal: Sri Lanka op twee wielen

Wie zonder motor door Sri Lanka reist, krijgt te maken met gammele tuktuks, overvolle treinen, knotsgekke discobussen en taxi’s met rijbewijsloze chauffeurs. Vaak een avontuur op zich – en niet altijd in positieve zin. Na twee weken was de opluchting dan ook groot toen ik eindelijk mijn Royal Enfield Classic 350 kon ophalen om op ontdekkingstocht te gaan in de ‘parel van de Indische Oceaan’.

Tekst en foto's: Charly de Kinderen

Een beetje context: de eerste twee weken trok ik met vrienden door het land. Daarna ging ik alleen met de motor een week lang het binnen- land verkennen, ver weg van de meeste toeristische trekpleisters. Ik ben iemand die graag het stuur in handen heeft, letterlijk en figuurlijk. In zweterige drukte reizen volgens vaste dienstregelingen, dat is niks voor mij. Deel twee van de reis beviel mij dan ook vele malen beter. Het doet me terug beseffen waarom ik zo graag met twee wielen rijd.

Hondenmagneet

Ik ben op Negombo gevlogen, een middelgrote stad die vastgegroeid is aan de hoofdstad Colombo. Normaal gesproken is een hoofdstad een vaste stop tijdens een bezoek aan een land, maar als je weinig tijd hebt, kan je Colombo gerust overslaan. De motorverhuur waarmee reisorganisatie Motor Trails samenwerkt, ligt ook in Negombo, dus dat is alvast gemakkelijk. De uitleg van de eigenaar is kort; over een Royal Enfield Classic 350 valt nu eenmaal niet veel te vertellen. Voor ik het weet, zit ik in het zadel van deze tijdloze klassieker en rijd ik noordwaarts richting Kalpitiya, een uitgestrekte lagune die geliefd is bij watersporters. Ze is zelfs zo groot dat je vanaf de zandstrook tussen zee en lagune zowel de zonsondergang als de zonsopgang kan bewonderen. De weg ernaartoe is niet echt spectaculair en soms zelfs ongemakkelijk; bij elke stop word ik aangeklampt door inwoners die om geld bedelen of een foto willen. Toch maak ik me geen zorgen; na twee weken in Sri Lanka weet ik dat het echte avontuur nog moet beginnen.

De warme ochtendzon glinstert op het spiegelgladde water van de lagune terwijl ik naar mijn Enfield loop, die blijkbaar een magische aantrekkingskracht heeft op de straathonden. Vier beestjes liggen vredig rondom de motor, alsof ze hem bewaken. Ik bedank ze met een aai over hun kop. Ze kwispelen speels met hun staart – tot ik de motor start. De demper van de uitlaat ontbreekt, en het ploffende geluid jaagt de dieren de stuipen op het lijf. Ze zijn dit lawaai duidelijk niet gewend en laten me dat merken met vijandig geblaf. Snel ervandoor, het binnenland in! Bestemming: Sigiriya, een van de bekendste bezienswaardigheden van Sri Lanka.

Omrijden dan maar, gelukkig is dat in Sri Lanka geen straf.

Opgepast: olifanten

Al snel verdwijnt de zee achter me en rijd ik over smalle dijkjes door uitgestrekte rijstvelden. De rust en het natuurschoon zijn ongeëvenaard. Aan de ene kant liggen meren vol bloeiende lelies, aan de andere kant rijstvelden zo ver het oog reikt. Af en toe zie ik krom gewerkte boeren die in de koele ochtenduren hun eerste arbeid op het land verrichten. Maar ze zijn niet alleen. Ook zonder volleerd vogelspotter te zijn, zie ik meteen dat hier bijzondere soorten leven. Ze cirkelen boven de velden en maken het tafereel alleen maar fraaier.

Afremmen voor een olifant op de weg? Daar doen vrachtwagenchauffeurs niet aan mee.

Urenlang rijd ik door dit landschap, tot ik de eerste waarschuwingsborden voor olifanten tegenkom. De grote, geëlektrificeerde hekken die de dorpjes omringen laten zien dat het menens is. Olifanten zijn zonder twijfel mijn favoriete dieren, maar ik vermoed dat je ze beter niet plots op je pad ziet verschijnen – zeker niet als je op een motor zit die klinkt als snelvuurkanon. Gelukkig zijn mijn dikhuidige vrienden vooral ‘s nachts actief, dus de kans dat ik een kudde tegenkom is klein.

Een oud treinstation ligt verscholen tussen de groene heuvels en de uitgestrekte theeplantages.

Eens aangekomen in Sigiriya kan je niet om de beroemde leeuwenrots heen, waarschijnlijk een van de meest gefotografeerde rotsen ter wereld. Hij staat midden in de jungle, en op de top vind je de overblijfselen van een oud paleis. Het eerste aanzicht voelt onwerkelijk. Je kan de rots beklimmen, of hem vanaf de tegenoverliggende Pidurangala-rots bekijken, die een spectaculair uitzicht biedt op de Sigiriya. Maar wees voorbereid: dit is een toeristische hotspot, dus je bent hier allesbehalve alleen. Na de klim plof ik neer in een gezellig restaurant met frontaal uitzicht op de iconische rots. Tijd voor een welverdiend diner.

Tetris in de bergen

De volgende ochtend laat de opkomende zon het stilstaande water in de rijstvelden schitteren, terwijl het platteland langzaam ontwaakt. Mobiele bakkers in tuktuks rijden al jengelend door de straten en wekken iedereen op de tonen van Beethovens ‘Für Elise’. Ik zou achter elke bocht een foto willen nemen, maar daar is geen tijd voor. De bergen roepen, meer bepaald de Knuckles Mountain Range. De wegen worden snel kronkeliger en zijn plots van een bijna Oostenrijkse kwaliteit. Wie had dat gedacht? Omwille van het bescheiden aantal pk’s moet ik het gas vol opendraaien om boven te geraken. Ik amuseer me rot – het zoveelste bewijs dat je geen dure motor nodig hebt om plezier te maken. Meer zelfs, een BMW GS of soortgelijke machine zou te krachtig zijn voor deze wegen.

Meer dan eens passeer ik een gigantisch stuwmeer, met daarachter het silhouet van een bergketen. De weg blijft stijgen, het asfalt wordt slechter en het verkeer drukker, maar de uitzichten worden alleen maar indrukwekkender. Telkens denk ik de top te hebben bereikt, tot een volgende bocht me nóg hoger de wolken in stuurt. Maar dan ... Op deze hoge pas is er geen parking, iedereen zet zijn voertuig nonchalant langs de smalle weg, en met tweerichtingsverkeer is er op een bepaald moment geen doorkomen meer aan – zelfs met de motor zit ik muurvast. Dat voelt ongemakkelijk, bijna claustrofobisch. Met veel geschreeuw en gezwaai krijgen enkele initiatiefnemers na dik een kwartier eindelijk beweging in deze absurde situatie. Zodra ik een kleine opening zie, grijp ik mijn kans en schiet er asociaal tussendoor. Het kan mij even niet schelen, ik moet hier weg!

Het is intussen ver na het middaguur en mijn honger begint zich te vertalen in een licht humeurig gevoel. Helaas kan je hier niet lunchen zoals in Italië of Frankrijk. De opties? Straatkraampjes waar elke hap een risico vormt op je-weet-wel. Maar ja, ook deze momenten horen bij de ervaring. Ik stop bij het kraampje van een ouder koppel, dat eigenlijk meer een huis lijkt – of net andersom. Met een paar golfplaten is een keukentje gebouwd, dat ik liever niet te nauwkeurig bekijk. Je moet nu eenmaal eten. En ja, het smaakt. Kleine flash forward: geen nare bijwerkingen gehad.

 

Mobiele bakkers in tuktuks rijden al jengelend door de straten en wekken iedereen op de tonen van Beethovens ‘Für Elise’.

Na een prachtige afdaling tussen de dennenbomen – net de Ardennen – bereik ik Kandy. Deze bergstad was de laatste koninklijke hoofdstad van Sri Lanka voordat de Britten in 1815 de macht overnamen. De frisse berglucht maakt al snel plaats voor de verstikkende walm van uitlaatgassen; een mondmasker zou hier geen overbodige luxe zijn. De chaos van de stad is overweldigend, maar tot mijn opluchting ligt mijn hotel net buiten het centrum, verscholen tussen het groen.

Geasfalteerd kunstwerk

De volgende ochtend moet ik opnieuw door Kandy. Het verkeer is een ramp, en zonder een flinke dosis assertiviteit word je hier genadeloos opgeslokt. Toch geniet ik er stiekem van. Ik heb vandaag iets moois in het vooruitzicht: de legendarische 18 Bend Road. Dat is een geasfalteerd kunstwerk met, jawel, achttien haarspeldbochten. Wanneer ik aan het viewpoint arriveer, kan ik mijn ogen niet geloven. Ik wist dat ik langs rijstvelden en theeplantages zou rijden, maar dat ik een bergpas zou tegenkomen waar sommige alpenpassen bleek bij afsteken, had ik niet verwacht. De weg lijkt vers geasfalteerd en is opvallend rustig. Met een brede grijns gooi ik de motor van bocht naar bocht en tel de pins een voor een, tot de achttiende opduikt.

18 Bends Road heeft z'n naam niet gestolen.

Inmiddels is het weer aan het omslaan. Mist vult de vallei – een teken dat ik de theeplantages nader. De theeplant werd door de Britten in de tweede helft van de 19e eeuw uit China geïntroduceerd. Nu is Ceylonthee een van de belangrijkste exportproducten van Sri Lanka. Het vochtige, bergachtige binnenland is ideaal voor de theeteelt. Maar thee is niet alleen lekker, de uitgestrekte plantages hebben ook een uniek landschap gevormd, een groene deken die tegen de heuvels aanligt. Een iconisch beeld van het eiland. Het is heerlijk rijden
door dit frisgroene landschap, tot in Nuwara Eliya, een stadje hoog in de bergen, befaamd om zijn koloniale architectuur. Die geeft deze plaats een bijna surrealistische sfeer, alsof de Britten gisteren pas vertrokken zijn. Het stadje is bekend als vertrekpunt voor theeplantage-tours, maar verder valt er weinig te beleven.

Elke meter is het mikken, zoeken naar de juiste lijn en vooral proberen om geen domme fouten te maken.

Devil’s staircase

De volgende ochtend ben ik weer vroeg op pad. Geen klamme hitte vandaag, maar een frisse 12 graden – niet ongewoon op bijna 2.000 meter hoogte. Mijn doel: Horton Plains National Park. De weg erheen voelt als een stukje Engeland: glooiende groene weides met koeien, een landschap dat meteen duidelijk maakt waarom de Britse kolonisten zich hier thuis voelden. Vlak voor de ingang van het park volgt een kleine domper: de entreeprijs bedraagt 42 euro. Als je al weken rekent in Sri Lankaanse roepies, voelt dat als een absurd bedrag – zeker als een local me doodleuk vertelt dat hij maar 2 euro betaalt. Gelukkig geeft de man me nog een interessante tip: ik moet zeker de Devil’s Staircase nemen. Met de auto zou hij het niet aanraden, maar met de motor is het te doen, verzekert hij me. Ik heb een zwak voor zulke mysterieuze namen en mijn nieuwsgierigheid is meteen gewekt. Eerst geniet ik nog van de spectaculaire bergvergezichten terwijl ik over de vlaktes van Horton Plains rijd. Met 2.100 meter is het de hoogste berijdbare weg van Sri Lanka, en er grazen zelfs herten in de verte. Het eiland is ongeveer dubbel zo groot als België maar voelt ondanks die relatief bescheiden grootte veel rui- mer aan door dit soort landschappen. Inwoners spreken van ‘the island life’ maar ik heb hier zelden het gevoel op een eiland te zijn.

The Devil's Staircase is een afdaling die het uiterste vergt van mens en machine.

Eenmaal het park uit ontdek ik het pad dat het begin van de Devil’s Staircase markeert. Het ziet er extremer uit dan ik had verwacht. Ik verken het eerste stuk te voet. Ik ben hier alleen en wil niet halverwege vast komen te zitten. De ondergrond is op meerdere plekken weggespoeld, met dikke keien als verraderlijke restanten. Mijn Royal Enfield Classic 350 kan wel tegen een stootje, maar dit is andere koek. Ik geef mezelf vijf minuten om te beslissen. Mijn nieuwsgierigheid wint het uiteindelijk en ik rol de motor voorzichtig in zijn eerste versnelling het pad af. Elke meter is het mikken, zoeken naar de juiste lijn en vooral proberen om geen domme fouten te maken. Afwisselend schieten twee gedachten door mijn hoofd: ‘waar ben ik in godsnaam aan begonnen’ en ‘goed bezig!’ Stapvoets daal ik verder af, richting warmere temperaturen en hopelijk betere wegen. Af en toe doemt er een dorpje op dat tegen de flank van een berg ligt, omringd door akkers. Uitzichten om nooit te vergeten. Een eenzame hond duikt uit het niets op en vergezelt me een paar bochten. Zijn kalme aanwezigheid geeft me het broodnodige vertrouwen want ondertussen is terugkeren geen optie meer. Zo gaat het bijna twee uur verder tot asfalt eindelijk rust brengt in het wegdek. Bezweet en uitgeput parkeer ik de motor. Ik zet een deuntje op, leun achterover met een flesje water en geniet van het uitzicht over de vallei, waar watervallen tussen het groen naar beneden storten. The Devil’s Staircase heeft zijn naam niet gestolen...

Instagram-hotspot

Wanneer ik bij het oude koloniale hotel van Bandarawela wegrijd, is de stad nog in diepe rust. De smog heeft zich nog niet tussen de gebouwen genesteld. Mijn avondwandeling de dag ervoor drukte me nog eens met de neus op de feiten: in Sri Lanka is extreme armoede nooit ver weg. Niet voor niets wordt het land weleens ‘India light’ genoemd, en die vergelijking houdt steek. Iets verderop ligt Ella, een toeristisch stadje met westerse bars en restaurants. Niet alleen beroemd om zijn wandelpaden en watervallen, maar vooral om de iconische Nine Arch Bridge – een treinbrug in een junglelandschap, die ooit door de Britten werd gebouwd zonder staal. Helaas is deze fotogenieke Instagram- hotspot het slachtoffer van haar eigen schoonheid, je loopt hier over de koppen. Ik laat de drukte achter me en rijd richting de verlaten wegen op mijn gps die deze trip zo uniek maken. 

De Nina Arch Bridge is het slachtoffer van z'n eigen succes.

De theeplantages blijven zich aaneenrijgen. Uit de nieuwsgierige blikken van de dorpsbewoners maak ik op dat hier zelden een toerist voorbijkomt. De heuvelrug- gen verdwijnen stilaan en de temperatuur stijgt, ik laat het binnenland achter me. Na talloze bochten beland ik op een lange, rechte weg richting het zuiden. Hier regeert de chaos terug, en vooral de bussen zijn heer en meester. De pikorde van het verkeer: eerst de bus, dan de auto en motor, en helemaal achteraan de voetganger en de straathond. Het is niet ongebruikelijk dat ik met 80 km per uur word ingehaald door een bus die slechts centimeters van mijn stuur passeert. Tot op de laatste dag blijf ik me verbazen over de krankzinnige rijstijl van deze chauffeurs. Later ontdek ik dat de bussen eigen- dom zijn van privéondernemingen, die elkaar proberen af te troeven met snelle, stipte ritten.

Sri Lanka is een eiland van contrasten, met afwisselende landschappen, en tot mijn verbazing geregeld prima wegen.

Mijn voorlaatste hotel ligt naast het Udawalawe Park, vooral bekend om zijn olifanten. Vanaf het balkon van mijn hotelkamer zie ik in de verte een olifant zich baden in het uitgestrekte meer, precies op het moment dat de zon langzaam ondergaat en een gouden gloed over het water werpt. De stilte is bijna tastbaar. Een scène om stil van te worden en een perfecte afsluiter van de dag.

Het eiland staat bekend om zijn vele watervallen.

Perfecte getaway

De slotdag breekt aan en de zon is opnieuw van de par- tij. Vandaag de laatste etappe richting Negombo. Ik weet dat deze rit vooral over nationale wegen zal gaan, dus ik vertrek vroeg. Zoals verwacht wordt het een dag om snel te vergeten: druk verkeer van begin tot eind, waarbij opperste concentratie vereist is. Een slappe afsluiter. Wel passeer ik twee hoogtepunten van Sri Lanka die ik voordien al bezocht: Sinharaja Rainforest en Adam’s Peak – absolute aanraders als je meer tijd hebt. Moe maar voldaan lever ik mijn Royal Enfield Classic in, die het zonder enige hapering heeft volgehouden in soms toch wel uitdagende omstandigheden.

De laatste nacht logeer ik in een hotel aan het strand, waar ik in een ligstoel neerplof en terugblik op deze geslaagde trip. Sri Lanka zal niet meteen in de top vijf van de gemiddelde Europese motorrijder staan. Toch heeft het land veel te bieden. Mogelijk schrikt het chaotisch verkeer je af, maar het went snel. En het functioneert op de een of andere manier. Er is minder verkeersagressie, de bestuurders zijn flexibeler en anticiperen beter dan bij ons.

Met de routes van Motor Trails vind je het echte avontuur op de rustige landwegen en rijd je bovendien regelmatig offroad. Sri Lanka is een eiland van contrasten, met afwisselende landschappen en tot mijn verbazing geregeld prima wegen. De perfecte winterbreak voor motorrijders die even willen ontsnappen aan de kou en grijsheid in onze contreien.

 

 

Deze reis werd mede mogelijk gemaakt door MotorTrails, een reisorganisatie die al 25 jaar lang avontuurlijke motorreizen organiseert. Geen standaardroutes door Europa, maar exotische bestemmingen in Azië, Afrika en Latijns-Amerika. Hun motto? Off the beaten track. Weg van de gebaande paden dus, op zoek naar ongerepte schoonheid en pure rijervaring.

Meer weten? Neem dan een kijkje op www.motortrails.com.

Geschreven op 15 juli 2025
© Motoren & Toerisme