Wanneer je kijkt naar het motornieuws voor 2018, is het opvallend om te zien dat vooral de tweecilinder lijnmotor aan populariteit wint. KTM heeft een nieuwe LC8 met 790cc, Norton komt met een tweecilinder, Yamaha vervangt de eencilinder Ténéré door een tweecilinder en ook de V-Strom 250, de Kawasaki Ninja 400, zelfs de nieuwe Enfields 650… het zijn allemaal tweecilinder lijnmotoren.
Ten opzichte van een eencilinder zijn die twins uiteraard duurder om te maken, want het blok moet twee boringen hebben, je hebt tweemaal zoveel zuigers, drijfstangen en kruktappen nodig en er gaan doorgaans geen vier, maar acht kleppen in. Maar dat is natuurlijk nog maar de helft van wat je voor een viercilinder lijnmotor nodig hebt en dat verklaart waarom de tweecilinder aanzien wordt als de gulden middenweg. Er zijn overigens nog andere voordelen. Zo bouwt een tweecilinder half zo breed als een viercilinder en ook het gewicht is lager. En hij loopt veel soepeler dan een eencilinder. Je hebt immers tweemaal zoveel verbrandingsklappen en die klappen zijn - bij dezelfde totale cilinderinhoud - kleiner. Een tweecilinder trekt daardoor vooral soepeler van onderuit. Een ander voordeel is dat er hogere toerentallen mogelijk zijn. Het maximum toerental is namelijk voornamelijk afhankelijk van de maximaal mogelijke, gemiddelde zuigersnelheid, waarde die rond de 24 m/s ligt. De cilinderinhoud over twee cilinders verdelen betekent een kleinere boring en een kleinere slag. Een kleinere slag betekent dat je meer toeren kunt draaien voordat die kritische zuigersnelheid wordt bereikt. En meer toeren betekent meer vermogen… Soms is het allemaal niet zo moeilijk.
180° twin
Hoe soepel een tweecilindermotor draait, hangt voor een groot deel af van de manier waarop de krukas is gemaakt. Daar zijn meerdere mogelijkheden voor. Eén daarvan is dat de kruktappen 180° ten opzichte van elkaar verdraaid staan. De kruktappen staan dan dus recht tegenover elkaar, waardoor de zuigers om beurten omhoog of omlaag bewegen, tegen elkaar in dus. Een dergelijke constructie geeft een onregelmatige ontstekingsvolgorde. Aangezien elke cilinder elke twee omwentelingen vonkt – dus elke 720°– en de ene een halve slag na de andere vonkt (180°), ontstaat er een afwisselend vonkinterval van 180°-540°-180°-540° enz. Het zal je niet verbazen dat zo’n motor een ‘180° Twin’ wordt genoemd.
De stand van de krukas heeft overigens ook gevolgen voor de onbalans van de motor. De onbalanskrachten, die beide zuigers veroorzaken, werken tegen elkaar in en heffen elkaar dus min of meer op. In theorie zou je dus geen contragewichten op de krukas en geen balansassen nodig hebben. Er is echter nog een ander effect. Doordat de cilinders naast elkaar zitten, veroorzaakt de onbalans van elke zuiger een hefboomwerking ten opzichte van het hart van de motor. Die krachten geven dus steeds een draaiend moment dwars op de draairichting van de krukas, waardoor de motor gaat wiebelen. Daarom hebben dit soort motoren vaak toch een primaire balansas. Verder is het zo dat de secundaire onbalans – dat is de onbalans die ontstaat doordat de drijfstangen bij het draaien van de krukas scheef en weer recht gaan staan – nog steeds in gelijke richting werken. Ze zorgen dus nog steeds voor onbalans.