Sfeerverslag: Motor Revival Zolder 2025

Op 21 en 22 juni werd het historische circuit van Zolder het toneel voor de eerste editie van Motor Revival Zolder, een evenement als eerbetoon aan de motorsportgeschiedenis. M&T-reporter en oldtimerexpert Geert Huylebroeck trotseerde de hitte en brengt verslag uit.

Het weer was prachtig. De zon scheen volop en het was eigenlijk iets te warm om in een leren motorpak over een circuit te scheuren ... gelukkig ging ik de Motor Revival Zolder enkel bezoeken als toeschouwer. Ik trok mijn doorwaaipak aan en reed naar Zolder. Wie met de motor kwam, kon gratis parkeren op wandelafstand van de pits en het rennerspark. Eerst wat papier in orde maken in het Welcome Center, en geen tijd later stond ik - zonder mijn toegangsticket te tonen - binnen bij het event. Tja, er waren duidelijk nog wat organisatorische kinderziektes, maar gelukkig liep alles vlot. Het circuit van Zolder is niet erg lang, dus zo konden bezoekers eenvoudig in de afgebakende zones rondom het circuit gaan staan.

De Motor Revival Zolder werd aangekondigd als een combinatie van races, met een gezellig beleefdorp, een show van historische racemotoren op en naast het circuit en – last but not least – zou ook MotoGP-legende Randy Mamola er zijn opwachting maken. Nu was dat toevallig toch één van de eerste mensen die ik tegen het lijf liep …

Nadat Randy de obligate selfiesessies, gekke bekken en handdrukken achter de rug had, stond hij klaar voor een interview. Hij werd niet toevallig door de organisatie uitgenodigd, want 45 jaar geleden boekte hij op Zolder zijn eerste GP-overwinning in de 500cc-klasse. Een gesprek:

M&T: Herinner jij je die dag nog?

Randy Mamola: “Jazeker. Normaal stond de race gepland op Spa-Francorchamps, maar dat circuit was heraangelegd in 1979 en het asfalt bleek veel te glad voor motoren. Er volgde een boycot door de rijders en bijgevolg ging de GP in 1980 door hier op Zolder. Weinigen van ons hadden hier al gereden, maar ik herinner me nog levendig de sacramentsheuvel, want daar kwam het voorwiel los van de grond. Kom straks maar eens kijken, ik kan het nog altijd niet laten …”

Je rijdt hier vandaag op je oude machine?

Mamola: “Ja, en dat is toch wel speciaal en helemaal anders dan de machines waar nu op wordt gereden. Bij 8.000 tpm hoor je wat gebrom onder je, bij 8.500 al iets meer, bij 9.000 voel je iets komen en bij 9.500 voelt het alsof je met een katapult afgeschoten wordt. Nadien is het kwestie om tussen de 11 en 12.000 toeren te blijven draaien. Die tweetaktmachines waren niet alleen heel moeilijk om te berijden, maar ook om af te stellen. Voor bijna elk circuit had je een andere uitlaat nodig en van aerodynamica was er omzeggens geen sprake. Het was heel belangrijk om te luisteren en aan te voelen wat de machine je wou vertellen, want foutjes werden meteen afgestraft.”

Als ik mag kiezen, geef mij dan toch maar zo’n oudje ... zelf al is het een Harley, nog liever dat dan een moderne 1000cc viercilinder.

“Nu hebben de motoren veel meer koppel en is het vermogen ook elektronisch beheersbaar geworden. Ja, het is anders nu. Rijders worden constant gemonitord, maar om echt snel te gaan moet je nog altijd de machine leren aanvoelen - dat verandert nooit. Als ik mag kiezen, geef mij dan toch maar zo’n oudje ... zelf al is het een Harley, nog liever dat dan een moderne 1000cc viercilinder.”

En hoe voelt het om terug in België te zijn?

Mamola: “Wist je dat ik getrouwd ben met een Belgische? Ik heb hier dus al veel tijd doorgebracht en heb een band met dit landje. Mijn zoon en dochter hebben trouwens een Belgisch paspoort. Ik heb vandaag al veel mensen op bezoek gehad. Fans van 40 jaar geleden die nu met hun kleinkinderen naar hier komen … zij genieten ervan en ik evenzeer, allen met een grote smile."

Met Randy Mamola kon ik nog uren staan kletsen, maar de man moest zijn 500cc Suzuki gaan opwarmen om enkele rondjes op het circuit te rijden. In zijn spoor een rijdend museum aan oude racemachines, waaronder enkele pareltjes. Het werd een orkest van ronkende tweetak en viertaktmotoren door elkaar, verbluffend mooi! En dan, net zoals Randy voorspeld had, kwam het voorwiel van zijn Suzuki los van de grond. Once a cowboy, forever a cowboy!

Die dag werd er nog flink wat geracet op het circuit, gaande van de Yamaha R3/R7 cup, de Belgian Twin Trophy, de Benelux Superbike en Supersport Trophy en de Camathias cup voor klassieke zijspannen. Hoog tijd om één van de deelnemers aan te spreken … en dan zie ik er daar toch wel een bekende: Geert Brondeel die met Kim Dossche in het bakje deelneemt aan die cup.

M&T: dag Geert, een oude bekende hier!

Geert Brondeel: “Ja, we kennen elkaar al van in de jaren 80 hé - dat waren nog ‘s jaren. Ik was pas 14 jaar oud toen ik voor het eerst aan een zijspancross meedeed. Mijn pa reed bij de BLB en zat plots zonder bakkenist. Hij had de organisatie wijsgemaakt dat ik 16 jaar was, en dus oud genoeg om te racen. Toen mijn pa overleed ging ik zelf rijden, ook bij de BLB. Mijn broer reed daar trouwens ook, maar ons ma had niet graag dat we samen reden. Dus ging ik aan het stuur en hij in een bakje, maar niet op dezelfde machine.”

“Wat later nam ik ook deel aan de Camel trophy, eerst als deelnemer en nadien bij de support staff, maar zijspanracen bleef me wel altijd boeien. Jaren later stond ik samen met Herman Verboven in Gedinne naar de wegraces te kijken en plots was er een klik: dat gingen we doen, en liefst samen. Het duurde even voor alles klaar was, maar in 2015 reden we onze eerste race op datzelfde circuit. Herman rijdt ondertussen solo, omdat hij door knieproblemen moeilijk in het zijspan kon blijven. Ikzelf kocht een tijdje geleden dit zijspan van Bill Hodgkins – een klinkende naam in de zijspansport. In 2018 werd hij met dit zijspan kampioen in deze cup, en de machine stond wedstrijdklaar. Gezien hij heel wat kleiner is dan ik, waren er wel wat aanpassingen aan het frame nodig.”

En waarom werd het deze Camathias cup?

Geert: “Dit is het Europees kampioenschap voor klassieke racezijspannen, met manches in verschillende Europese landen. Voor mij gaat het vooral om het samenzijn met gelijkgezinden, een gezellig weekendje met vrienden en daarna maandag terug aan het werk. Ik ben dus een ‘gentleman rider’ en de motor is ‘the means to’. Al doen we het best goed hoor, want een paar weken geleden behaalden we in Assen nog de tweede plek in onze klasse. We hadden het zelf niet door, tot de marshall teken deed om af te slaan richting het podium toen we het circuit verlieten. Het was even verschieten, want we rijden in de klasse onder 750cc, samen met de ‘zwaardere mannen’ en hadden geen idee van de positie waarin we reden.”

Zijspanracen doe je met twee, dus spraken we ook met Kim Dosche, de ‘bakkeniste’ van dienst.

M&T: Hoe kwam jij terecht bij deze sport Kim?

Kim Dosche: “Ik had al een paar jaar ervaring in het zijspan samen met Hendrik Jonker, maar wegens gezondheidsproblemen kwam ik er even niet aan toe. Vorig jaar zat Geert plots zonder bakkenist en hij zette leukweg een zoekertje online. Ik solliciteerde, en met succes. We reden voor het eerst samen op Spa-Francorchamps en het klikte meteen.”

“Als team moet elkaar door en door vertrouwen en de juiste manier vinden om tijdens het rijden de correcte feedback te geven - door een armgebaar, een klopje op de rug. Hij is de ‘gentleman’ en ook al ben ik iets assertiever van aard, het werkt prima. Het is ook een voordeel dat ik meer ervaring heb met een aantal buitenlandse circuits en hem daarover dan tips kan geven.”

“Net als Geert combineer ik deze hobby met een job. Daarom rijden we ook niet alle races van het kampioenschap. Nu moet je me even laten, want we rijden zo meteen en ik moet nog even hydrateren. Geloof me, het is hard werken in het bakje! Bij 30 °C is het al puffen en zweten, en vlak naast zo’n motorblok kan dat nog wat oplopen. Tot zo!”

Geert en Kim behaalde die dag een vierde en een vijfde plek. Knap!

Ik kuier verder door het beleefdorp, langs een aantal clubstandjes en professionele handelaars die bezig zijn met klassieke motoren. Op de stand van Flandria wordt mijn aandacht getrokken door de zelfgebouwde Flandria-crosser van Werner Castelyns.

Werner met z'n Flandria crosser

M&T: Werner, leg 's uit wat dit is.

Werner Castelyns: “Ik hou ervan om snelle dingen te bouwen en probeer steeds te bewijzen dat snel, goed en mooi niet altijd duur hoeft te zijn. Ik bouwde al mijn eigen replica Formule 3-wagen, een BT21 zoals die van Australiër Jack Brabham. Toen ik tijdens de coronapandemie met mijn vrienden sprak over Flandria, kwam het idee om zelf een crossmachine te bouwen.”

“De blokjes uit de Flandria-sportmodellen kosten flink wat, dus vertrok ik van een gewone 50cc automatiek, van 50 euro. Ik heb de cilinder zelf gemaakt uit een blok constructiealuminium. De fijne afwerking van de spoelkanalen, net als de tuning, liet ik over aan een vriend van me. Het frame is gebaseerd op een Italjet-exemplaar, maar werd gebouwd met zwaardere buizen. Ook de koppeling hebben we aangepast. Uit eerste tests blijkt dat ze aangrijpt bij 7.000 toeren, maar nu zou ik de veren in de koppeling nog wat willen verzwaren, zodat alles bij bv. 12.000 toeren begint te werken. Ook de uitlaat heb ik zelf gebouwd en die is berekend voor dat hogere toerental.”

De zelfgebouwde cilinderkop

“Voor de brandstoftank bouwde ik eerst een kartonnen model, dat knipte ik volledig open en zo sneed ik aluminium plaatjes met dezelfde afmetingen. Moeilijk is het allemaal niet, en ik hou er me graag mee bezig.”

Zo zie je maar dat een dagje op en rond een circuit heel verrassende gesprekken kan opleveren. Ondertussen had ik zelf een paar stukken van de races gemist, al bleek rondkuieren in het beleefdorp net zo leuk. Naast de standen van verschillende merkenclubs, kon je ook bieden op een collectie brom- en motorfietsen en waren ook de mannen van de Flying Hermans uit Ninove present met enkele van hun klassieke racemotoren en projecten. Voor wie van klassieke racemotoren en motorsport houdt, kan ik dagje op Zolder alleen maar aanraden. Zie ik je volgend jaar daar?

Tekst en foto's: Geert Huylebroeck

Geschreven op 3 juli 2025
© Motoren & Toerisme