Klassieker: FN XIII 350

We zouden het haast vergeten, maar België heeft een groots verleden als motorfiets-bouwen land. Het epicentrum van de Belgische motorindustrie lag in het Luikse Maasbekken meer bepaald in Herstal. Daar ontwierpen, ontwikkelden en bouwden constructeurs als Gillet en Sarolea, maar vooral FN tijdens de eerste zes decennia van de vorige eeuw motorfietsen. FN was en is zonder meer de grootste naam van de drie. M&T-medewerker Alan Cathcart reed met de na-oorlogse FN XIII 350 uit het museum van Sammy Miller en vertelt ons waarom die motorfiets zo bijzonder is.

 

Tekst: Alan Cathcart

Foto’s: Kel Edge

Bewerking: BJ

De 344cc zijklepmotor van de FN XIII levert slechts 14 pk aan 4.000 opm af.  Met een enkele beweging trap je de kleine FN tot leven. Dat gebruiksgemak is te danken aan de lage compressieverhouding van 6:1. Die lage verhouding ontstond eerder uit noodzaak, omwille van de armzalige benzine in de na-oorlogse periode. De vierbak – een naar beneden/drie naar boven – is ook gebruiksvriendelijk en soepel te bedienen en dat mede door de licht aanvoelende koppeling. En eigenlijk is dat zeker geen overbodige luxe als je maar 14 pk tot je beschikking hebt. Dat lage vermogen maakt dat je wel veel moet schakelen, zeker als je een hoogteverschil moet overbruggen. Dit blokje is dan ook meer een schildpad dan een haas. In de laagste versnelling raakt de naald van de Smiths snelheidsmeter niet boven de 20 km/u. Aan 40 km/u trapt de motorfiets ook in 2e op z’n adem. De FN zijklepper begint pas goed te lopen in derde, al moet je aan 65 km/u al naar de hoogste versnelling schakelen. Aan 80 km/u flirt je met de limieten van het rijcomfort, maar die snelheid was wellicht ruim voldoende voor de lange snelle Routes Nationales van die tijd. In het na-oorlogse België droegen die wegen nog de sporen van de grote wereldbrand. Toch moet je je ten allen tijde bewust zijn van de, zelfs voor die tijd, abominabele remmen waarmee de FN uitgerust is. De kleine 140 mm voor- en 180 mm achterrem hebben quasi geen effect, als het op het afremmen van de 135 kg droog wegende machine aankomt. Wil je het enigszins veilig houden dan is terugschakelen en profiteren van de royaal aanwezige motorrem de boodschap.

De 344 cc FN zijklepper met Amal carburator van onbekende grootte.

De verminkte wegen, mede veroorzaakt door FN’s zusterbedrijf en andere munitiefabrikanten aan beide zijden van het conflict, vormden wellicht het motief voor de ontwikkeling van de schommelvoorvork van de XIII 350. Op m’n ritje door het in de namiddag zon badende platteland van Hampshire kon ik echter geen wegdek met kuilen vinden. Al waren er gelukkig hier en daar wel hobbels die makkelijk geabsorbeerd werden door de voorpartij van de FN. Meteen het bewijs dat dit ontwerp voor de toen heersende technische normen tamelijk goed gewerkt moet hebben. Dat ging dan wel gepaard met een gevoel van instabiliteit zeker aan lage snelheden.  Op die momenten begon de FN heel vreemd te sturen, alsof er een pendule-effect meespeelde. Misschien kwam dat doordat het zwaartepunt iets hoger ligt bij deze motorfiets. Bij het indraaien van een bocht flapperde het stuur langzaam van de ene naar de andere kant in m’n handen. Daarbij had ik constant het gevoel dat de stuurinrichting kon wegvallen, omdat het voorwiel haast plooide als je in de bocht overhelde. Door attent te blijven en ervoor te zorgen dat dat niet gebeurde, begon ik er stilaan aan gewend te geraken. Maar toch voelde dit allesbehalve bemoedigend aan. Het is dan ook haast onmogelijk om je in te beelden hoe Auguste Mingels twee Europese crosstitels op een FN motorfiets met dit soort voorvork wist te winnen. Ik vermoed dat z’n gezette postuur, die hem het koosnaampje ‘Le Gros’ (Den Dikke, BJ) opleverde, hem bij het temmen van die instabiliteit geholpen heeft. Bovendien leverde het systeem ook een langere veerweg op waarvan Mingels duidelijk wist te profiteren.

Zo staat de FN XIII 350 tentoongesteld in het Sammy Miller Museum in Hampshire.

Sammy Miller weet de zogenaamde voordelen van dit systeem op een sappige manier te beschrijven. “Stel je voor dat de motorfiets een kruiwagen is”, zegt hij. “Met de schommelvoorvork, is het alsof je een kruiwagen met z’n voorwiel achterwaarts over een stoeprand trekt. Probeer je de kruiwagen recht voor je uit de stoep op te duwen, dan blokkeert het wiel en zal het hele zakje niet vooruit willen. Het is goed bedacht, maar het is maar de vraag of de voordelen opwegen tegen de nadelen ervan.”

Zo zag de originele achtervering van de XIII 350 eruit. Twee spanrubbers beperkten de uitslag van de achtervork en moesten bij het inveren de schokken zo goed en zo kwaad mogelijk opvangen. Auw!

Ik had er naar uitgekeken om te rijden met de spanrubber-vering van de FN. Helaas was het originele paar waarmee de machine was uitgerust vergaan tegen de tijd dat Sammy de machine kocht. Een vervanging ervoor vinden bleek onmogelijk. Om de motorfiets rijdbaar te maken had Bob Stanley de achtersteven opgelast om er een ‘hard tail’ van te maken. Gelukkig stond het originele Belgische zadel nog steeds op de FN en dat voelde aangenaam en verend aan. Wellicht was deze oplossing ook beter dan het gevoel dan het gevoel waarvoor de originele spanrubbers moeten gezorgd hebben wanneer ze aan volle snelheid onder jou ineenkrompen!  

Auguste Mingels in actie op een 500cc FN crossmotor. Mingels was één van de eerste grote namen in de rijke Belgische motorcrossgeschiedenis en won in 1953 en 1954 het EK 500 cc, telkens op een FN. Dat EK was overigens de voorloper van het WK dat er voor de motorcross pas in 1957 zou komen.

Vandaag de dag wordt FN als motorbouwer vooral herinnerd voor z’n innoverende en gesofisticeerde vroege viercilinders en z’n na-oorlogse dikke crossmotoren. Voor FN bleef het bouwen van motorfietsen altijd een nevenactiviteit end at in tegenstelling tot andere fabrieken die naast motorfietsen ook wapens vervaardigden zoals BSA of zelfs Royal Enfield. Toen de motorafdeling in 1967 de deuren sloot wist de firma dat dan ook makkelijk te overleven. Maar gedurende de 66 jaar dat het motorfietsen bouwde, was het Belgische bedrijf niet bang om de zaken anders dan anderen aan te pakken. De naoorlogse zijklepper eencilinder in het Sammy Miller Museum is daar een mooi voorbeeld van.

Sammy Miller Museum wint Historic Award van Royal Automobile Club

Geschreven op 9 mei 2023
© Motoren & Toerisme