Route: de toer van Tielt

De regio rond Tielt, tegen de oostgrens van West-Vlaanderen, is al een lange tijd een blinde vlek op mijn landkaart als motorrijder. Tijd om daar verandering in te brengen met een boeiende halve dagtrip. Ik neem je mee voor 102 kilometer langs duivelse beelden, het oude straatraceparcours van Sint-Joris-ten-Distel, een 300-meter hoge zendmast en ontelbaar veel kapelletjes.

Het land verkennen per motor is niet meer wat het geweest is. In mijn vroege jaren als motorrijder reden we nog rond met een tanktas, waarin een zorgvuldig geplooide landkaart lag, precies zo dat het gebied waar we ons bevonden onder het plastic venstertje te zien was. Zo konden we onze route volgen, bocht na bocht, dorp na dorp. Soms reden we zelfs met een papieren roadbook en klassieke bolleke-pijl-instructies. In die tijd wisten we ons prima te oriënteren en hadden we een duidelijk overzicht op de steden en gemeenten die ons pad zouden kruisen.

De QJMotor SRK 921 RR, mijn wapen voor vandaag.

Vandaag is alles digitaal. Een gps stippelt moeiteloos de mooiste, snelste of meest uitdagende route voor je uit. Je hoeft enkel de aanwijzingen te volgen en vaak is een blik op het scherm genoeg om de volgende bocht al te verraden. Handig is het zeker, maar tegelijk rijst de vraag: waar is de pure beleving gebleven? Het échte kijken naar de omgeving en het ontdekken met eigen ogen in plaats van via een display? De regio rond Tielt is dé plek om nog eens old-school op pad te gaan.

Romeinse tegels

Tielt ligt in het oosten van West-Vlaanderen. Op het eerste gezicht lijkt de omgeving, ook voor wie de satellietbeelden bekijkt, weinig spectaculair. Toch bleek het achteraf een streek die absoluut de moeite waard is om met de motor te verkennen. Archeologische vondsten tonen aan dat de omgeving al in de Gallo-Romeinse periode (3de en 4de eeuw) door mensen werd bewoond. Vaste nederzettingen ontstonden pas enkele eeuwen later. De naam Tielt zou op de aanwezigheid van tigels kunnen duiden, ofwel Romeinse tegels. Pas in de dertiende eeuw krijgt Tielt echt vorm als stad. De oprichting van een hospitaal, de toekenning van een wekelijkse markt en de bouw van een lakenhalle luidden een nieuw tijdperk in. Daarmee verkreeg Tielt de officiële stadsrechten en werd het één van de vijf rechtsgebieden binnen de kasselrij van Kortrijk. De lakennijverheid en -handel groeiden uit tot de belangrijkste economische pijlers van de streek en bleven dat gedurende enkele eeuwen.

De hallentoren, het symbool van de stad © Visit Tielt

Toch kende de stad meer dan eens donkere tijden. In de 16de en 17de eeuw werd Tielt getroffen door meerdere epidemieën, verwoestende stadsbranden en hongersnood. Inwonersaantallen kelderden, maar Tielt bleek veerkrachtig. In de 18de en het begin van de 19de eeuw bloeide de stad opnieuw op. De bevolking groeide fors, en Tielt ontwikkelde zich tot een belangrijk handelscentrum, voornamelijk gedragen door landbouw en huisnijverheden. Ondanks de tegenslagen wist de stad telkens weer uit haar as te herrijzen, sterker en vitaler dan tevoren.

Kinderen van den Duivel

We starten onze route op het intieme marktpleintje met een bijzonder fraai belfort als blikvanger. Aan de voet van het belfort prijken twee intrigerende beelden, volgens de overlevering zijn het kinderen van de duivel. Het eerste beeld stelt Olivier de Duivel voor, geboren als Olivier de Neckere. Hij leefde in de 15de eeuw en was ondanks zijn bijnaam geen tovenaar of duivelaanbidder. Hij wist zich op te werken tot vertrouweling van koning Lodewijk XI aan het Franse hof, maar maakte zich daar niet bepaald geliefd bij de andere hovelingen. Zijn bijnaam “de Duivel” is eigenlijk een taalkundige toevalligheid: de naam de Necker(e) betekent in het oud-Vlaams “duivel”. De Franse adel noemde hem spottend Le Diable of Le Mauvais. Het standbeeld zelf zit vol symboliek: een strop om de hals, werktuigen van een barbier, en allerlei duivelse motieven. Het is een artistiek eerbetoon aan een man wiens reputatie eeuwig gevangen bleef tussen feit en mythe.

Het tweede beeld toont Tanneke Sconyncx, één van de bekendste figuren uit een donkere bladzijde van onze Vlaamse geschiedenis: de heksenvervolging. Haar proces werd uitzonderlijk goed gedocumenteerd en behoort tot de best bewaarde heksenprocessen uit onze contreien. Het beeld op de markt symboliseert niet enkel haar persoonlijk eerherstel, maar ook dat van andere onschuldige slachtoffers die destijds hun dood vonden door het bijgeloof en de angst van anderen.

De eerste klim

Dat de regio rond Tielt als vlak wordt bestempeld, is eigenlijk een misvatting. Hoge heuvels ontbreken inderdaad, maar het landschap is zacht golvend — net genoeg om het voor motorrijders bijzonder aangenaam te maken. De weg slingert er door lichte hellingen, bochten met zicht en ritme, en vergezichten die voortdurend veranderen. De eerste “klim” laat niet lang op zich wachten. De Poelberg is met 45 meter een bescheiden maar opvallende verhoging in het landschap. Op de top staat een oude staakmolen, trots en verweerd door de tijd. Men beschouwt deze molen als een van de oudste en best bewaarde van zijn soort in Vlaanderen. De oudste schriftelijke vermelding dateert van 1668, al blijft het exacte bouwjaar onbekend. Een inscriptie op een molenonderdeel met het jaartal 1726 geeft een indicatie van zijn leeftijd — en bewijst tegelijk hoe diep de geschiedenis hier geworteld is.

Straatrace

Vanop de Poelberg gaat de rit verder richting Beernem, via landelijke binnenbaantjes die zich elegant door het platteland slingeren. Ondanks de affiniteit die de streek heeft met snelheid en motorsport, blijft het tempo hier gematigd. De charme van deze wegen schuilt niet in snelheid, maar in beheersing: een goede rijtechniek is hier goud waard. Nog voor we Beernem bereiken, rijden we door Sint-Joris-ten-Distel, een typisch Vlaams dorp langs het kanaal Gent-Brugge. Een rustige plek met de vertrouwde ingrediënten: een dorpscafé, een kruidenierszaak, een kerk — alles wat de Vlaamse ziel herkent. Maar wie denkt dat hier nooit iets spectaculairs gebeurde, vergist zich. Tussen 1974 en 1980 was Sint-Joris-ten-Distel het decor van internationale motorraces. Het parcours liep in een amandelvormige lus van 3,37 kilometer dwars door de dorpskern. Jaar na jaar daverde het dorp van het motorgeweld, met topcoureurs uit binnen- en buitenland die hier de strijd aangingen. Zelfs de grote GP-klassen — 250cc, 350cc en 500cc — stonden op het programma. Voor even was dit rustige dorp een Vlaamse miniatuur van het Isle of Man: een plek waar passie en techniek tot uiting kwamen in de geur van benzine en verbrand rubber. In onze route werd de lus van het voormalige raceparcours geïntegreerd … voor wie het ook eens wil beleven. Vandaag is er wel een strikte snelheidsbeperking ingesteld, helaas.

Alsof de races van Sint-Joris-ten-Distel nog niet genoeg animo naar de streek brachten, werden er ook in Zwevezele motorraces georganiseerd. Echter is het mij nog niet gelukt om er enige relevante documentatie of getuigenissen over het event te verzamelen. De bewering berust dus nog volledig op geruchten, maar we nemen het graag mee in dit artikel.

Isle of man in het klein: je kan het je wel voorstellen.

Bulskampveld

Eens het kanaal overgestoken en de E40 gekruist, komen we in het beboste gebied van Bulskampveld. Moest het terrein hier niet zo vlak zijn, je zou je in de bossen van de Ardennen wanen. Smalle landelijke baantjes slingeren tussen het groen, en het zachte licht dat door de kruinen valt, geeft de omgeving een serene uitstraling. Het Bulskampveld, vandaag ongeveer 230 hectare groot, vormt samen met het in 1893 gebouwde Kasteel Bulskampveld een provinciedomein dat wordt beheerd door het Agentschap voor Natuur en Bos. Weinig mensen weten dat dit gebied in de vroege middeleeuwen ruim 10.000 hectare besloeg. Oorspronkelijk was het een uitgestrekt heidegebied waar turf werd gestoken. Gelukkig zijn de overblijvende bosdelen bewaard gebleven — en beter nog: vrij toegankelijk. Hier kan je in alle rust de zoete geur van het bos opsnuiven en het motorgeluid zachtjes laten wegsterven tussen de bomen.

Ontelbaar veel kapelletjes

Het verdere landschap is allesbehalve eentonig te noemen. Wie aandacht heeft voor de kleine details onderweg, raakt al snel de tel kwijt bij het zien van de vele kapelletjes die het landschap sieren. Groot of klein, zorgvuldig onderhouden of verweerd en scheefgezakt — elke kapel heeft zijn eigen verhaal. Je kan het zo gek niet bedenken of er bestaat wel een kapelletje dat troost biedt bij een bepaald probleem, of dankbaarheid moet tonen voor een verhoord gebed. Onderweg kon ik niet anders dan mijmeren over de mensen die hier eeuwen geleden leefden. Het moet een hard bestaan geweest zijn. Zwaar werk op schrale grond, onderworpen aan het weer en de kwaliteit van de oogst, met schaarse momenten van rust. In die omstandigheden vonden mensen steun in hun geloof. De kleine kapellen die her en der langs de weg staan, lijken stille getuigen van die eeuwenoude zoektocht naar hoop, bescherming en dankbaarheid.

TV-mast van Egem

Het laatste landmerk dat we tegenkomen kan je niet missen: de mast van Egem is een slanke kolos van staal, driehonderdenvijf meter hoog, verankerd in de zachte klei van Pittem. De mast werd gebouwd in 1973, toen televisie nog een familiegebeuren was en de radio het ritme van de dag bepaalde. De mast is meer dan een technisch bouwwerk. Ze is erfgoed van een ander soort: een relikwie van het tijdperk waarin de communicatie nog ruisde, kraakte en soms wegviel in de wind. Nu draagt ze signalen in een tijdperk dat alles wil verbinden - telefoons, radio’s, datastromen - en dat terwijl toch iets van die oude magie bewaard blijft.

Fotograaf Pieter en ik wensen je een fijne rit toe. Stop even bij zo’n kapelletje, al was het maar om te bedenken wie het gemaakt zou hebben en waarom het er staat. Rij veilig.

 

Tekst: Wim Depraetere

Foto's: Pieter Pacques

Geschreven op 10 oktober 2025
© Motoren & Toerisme