Road trip: Van Mandello naar de Noordkaap

Dit reisverhaal verscheen voor het eerst in Motoren & Toerisme van oktober 2011.

Als ik van tevoren had geweten wat me te wachten stond, had ik waarschijnlijk nee gezegd tegen het aanbod om deel te nemen aan de Moto Guzzi promotietour van Mandello del Lario naar de Noordkaap. gelukkig wist ik niet van tevoren wat me te wachten stond en kan ik terugkijken op een memorabele, prachtige reis van vijfduizend kilometer.

 

Tekst: Pam Van Vliet

Foto’s: Moto Guzzi, Pam Van Vliet, Stefano Cordara

Dit jaar bestaat Moto Guzzi negentig jaar en dat wordt gevierd. Met de introductie van de Stelvio 8V en de Norge GT 8V, met een weekend vol festiviteiten in september én met een promotietour op Norges en Stelvio’s, van Mandello naar Noordkaap. In 1928 maakte Giuseppe Guzzi deze reis zelf op een Norge GT 500 om te bewijzen dat deze motor alles aankon. Een select gezelschap journalisten van motorbladen uit heel Europa volgde afgelopen zomer zijn voorbeeld en ik was één van hen. Het plan: per vliegtuig naar Italië, op een splinternieuwe dikke Guzzi naar de Noordkaap en vliegend weer terug naar huis. Simpel toch?

Maak je geen zorgen

Natuurlijk slaat de twijfel meteen toe nadat ik ‘ja’ heb gezegd. Kan ik wel goed genoeg rijden? Twee jaar ervaring op alleen maar vlakke, rechte, Hollandse wegen is niet erg indrukwekkend als je tien dagen lang niks anders dan bochten zult rijden, te beginnen met de Alpen. In welk gezelschap kom ik terecht? Zal ik het tempo bij kunnen houden? Ik spreek mijn onzekerheden uit in een e-mail naar de organisatie en krijg een geruststellend berichtje terug. Ik moet me maar geen zorgen maken. Veiligheid staat voorop en in Noorwegen gelden strenge snelheidsregels. Er gaan bovendien drie gid- sen mee die zullen zorgen dat alles gladjes verloopt. Don’t worry Pam!

Ik heb slechts een paar dagen de tijd om me voor te bereiden. Het zal wel koud zijn op die Noordkaap. Ik moet thermokleding hebben en waar zijn de voeringen van mijn motorpak? Ik vervang mijn vizier opdat ik alles helder zal zien en het volgende dilemma dient zich aan: hoe neem ik mijn helm mee in het vliegtuig? De deskundigen zijn het er niet over eens. De een zegt: ‘Gewoon in de bagage’, de ander zegt: ‘Nooit in de gewone bagage want daarin gaat alles stuk. Beter los aan de hand mee als extra handbagage.’ Ik besluit in ieder geval op de heenweg de helm aan het handje mee te nemen. Ze doen er een beetje moeilijk over op Schiphol. De helm is groter dan de maximaal toegestane afmetingen voor handbagage. “Voor deze keer dan maar”, zegt de strenge poortwachteres. Toch blijkt later dat iedereen zijn helm los heeft meegenomen.

Mandello

Ik vlieg naar Milaan samen met Michiel, een Nederlandse collega, en daar worden we door een chauffeur opgepikt en naar Mandello gebracht, een uur verderop. Hotel aan het Lago di Como, het kon slechter. We zijn er vroeg in de middag en ik ga eerst een duik nemen, tussen de brede, gebronsde, Italiaanse macho’s vol tattoo’s en de rond- borstige meisjes die zo van Rai Uno weg- gelopen lijken. Als ik terugkom in het hotel hebben de andere journalisten zich daar ook verzameld. Twee Fransen, een Oostenrijker, een Spanjaard, twee Duitsers en een heleboel Italianen. Mijn eerdere zorgen over mijn eigen rijcapaciteiten worden er bepaald niet minder door. De groep bestaat uit racers, rij-instructeurs en testrijders. Die mannen doen niet anders dan rijden. Wat doe ik in dit gezelschap?

We nemen een kijkje in de parkeergarage waar twintig gloednieuwe blinkende Guzzi’s klaarstaan. Wat zijn ze mooi! Het begint te kriebelen. Even proefzitten alvast. Hm, ik krijg goesting!

Dag 1: van Mandello del Lario naar Stuttgart

Voor de eerste dag krijg ik een Norge toegewezen. Het is de bedoeling dat we gedurende de reis afwisselend met een Norge en een Stelvio rijden. Er staat welgeteld 1 km op de teller van mijn Norge, het nummerbord vermeldt mijn geboortejaar plus de datum waarop we de Noordkaap zullen bereiken. Ik vind zulke toevalligheden leuk.

Voordat we daadwerkelijk kunnen vertrekken zijn we nog een paar uur zoet met wat PR-geneuzel. We moeten op de foto, we worden geïnterviewd en de burgemeester komt ons goede reis wensen. In de kokende hitte lopen we urenlang in ons motorpak te dralen. Nog maar een keer water drinken? Nog maar een keer plassen? Het is volstrekt onduidelijk wat de bedoeling is want dat ratelt maar in het Italiaans zonder eraan te denken dat wij ‘buitenlanders’ ook wel willen weten waar we aan toe zijn. Plotseling roept Tobia, de voorste gidsrijder, “Andiamo!” en dan gaat alles opeens snel. Alle helmen wor- den opgezet, de motoren komen brullend tot leven en dan zijn we en route. In een flits zie ik de Guzzi fabriek en voor ik het weet rij ik in formatie langs het Comomeer. De Norge rijdt geweldig en ik ben blij dat ik al een maandje gewend ben geraakt aan een zwaardere motor dan mijn Bandit 600. Erg lang duurt het ontspannen genieten niet want de Alpen dienen zich aan en daarmee de haarspeldbochten. Die blijkbaar zo snel mogelijk genomen moeten worden. Allemachtig, wat gaan die gozers hard. Hoe fiets ik dat bij? Met de moed der wanhoop slinger ik me mee omhoog, het zweet in de bilnaad en het hart in galop. Dat is wel even wat anders dan in Nederland, waar een bocht nooit scherper is dan negentig graden. En dan staat er meestal ook nog een stoplicht bij.

We maken een stop voor de lunch en iedereen is vrolijk. Ik iets minder. “Why do you look so unhappy?” vraagt één vande Italianen die zich voorstelt als Stefano Cordara. Ik leg het hem uit en hij stelt voor dat ik de komende uren achter hem aanrij en hem imiteer. Dat is een mooi aanbod en ik neem nog een cola op de goede afloop. In tegenstelling tot de haast bij het rijden, wordt er ruim de tijd genomen voor de lunchpauze. Maar dan schalt er zonder vooraankondiging “andiamo!” over het terras en binnen de minuut zijn we weer op pad. Ik doe wat Stefano doet en aanwijst. Hier de bocht in, zo hangen, nu gas en alles in z’n één. En vooral de voorrem niet gebruiken in de bocht. Ik raak een klein beetje ingeslingerd en de Norge voelt al heel vertrouwd.

Ik heb al mijn aandacht nodig bij het rijden, maar vanuit mijn ooghoeken zie ik ansichtkaart- en legpuzzelachtige landschappen aan me voorbij trekken. Het is hier ongetwijfeld heel mooi. Eenmaal door de Alpen heen gaat het wel weer. Met 180 over de Autobahn is een nieuwe sensatie; lekker die adrenaline. Files op de snelweg ben ik wel gewend en hoewel we ons op alle verboden manieren – over vluchtstroken, doorgetrokken strepen et cetera – een weg banen door de drukte, bereiken we veilig ons hotel in Stuttgart. ’s Avonds aan tafel gaan de gesprekken in alle talen over niets anders dan motorrijden. Ben ik de enige die ook nog een echt leven heeft?

Dag 2: van Stuttgart naar Hannover

Dacht ik grappig te zijn door tijdens de briefing te zeggen dat het best wat harder mocht... Nemen ze het serieus. Of is dat Italiaanse humor? Vandaag rijden we dus bij vlagen 200 km/u. Ik denk er maar niet bij na en klamp me vast aan de robuuste Norge. Als mij tijdens de wederom uitgebreide lunch wordt gevraagd of het niet te hard ging, haal ik quasi nonchalant mijn schouders op. No problemo. Toch wordt er ’s middags beduidend rustiger gereden, met een andere gids op kop. Ook gevaarlijk, urenlang 140 rijden met een stevige lunch achter de kiezen. Ik word er slaperig van. Duitsland is een lappendeken. Fahr’n fahr’n fahr’n auf der Autobahn... Fahr’n fahr’n fahr’n auf der Autobahn...

Met Carlo, één van de twee monteurs die in een busje achter ons aanrijden en die de hele reis niets te doen zullen hebben – al weten ze dat dan nog niet – heb ik ’s avonds een gesprek over alle belangrijke dingen des levens zoals duiken, zeilen, familie en werk. In het gezelschap begint zich een gezamenlijk expeditiegevoel te ontwikkelen; het wordt al iets minder ‘de Italianen en de rest’. Mij noemen ze ‘strong woman’. Omdat ik een kop boven de meeste Italiaantjes uitsteek, omdat ik niet ben afgehaakt toen ik zeven kleuren scheet in de Alpen en omdat ik ook 200 durfde. Ik verklap maar niet dat die sterke vrouw met angst en beven de rest van de reis tegemoet ziet en koester me in hun beeld van mij – zolang als het duurt.

Dag 3: van Hannover naar Kristiansand

We vertrekken tijdens de ochtendspits en het gaat er weer mal aan toe. Hard, links en rechts langs auto’s, hier en daar een vluchtstrook. Lastig laveren tussen de auto’s en vrachtwagens door met de brede koffers. De grote uitdaging van deze dag is echter de regen die begint zodra we de grens met Denemarken passeren. Niet een beetje regen, maar een wolkbreuk die de hele dag aan- houdt en bovendien gepaard gaat met harde, vlagerige wind. De snelweg is een brede sloot, het zicht is minimaal en mijn pak houdt mij voor het eerst niet droog. Zo lang heb ik ook nooit eerder door zoveel regen gereden. Te laat trek ik een regenpak aan over mijn motorpak.

Andiamo maar weer. Is Denemarken mooi? Geen idee. Ik zie slechts het rode achterlicht van mijn voorganger en verder niets dan nattigheid. De Norge is mijn rots in de branding. Na twee dagen oververhit rijden is het nu rillen geblazen en ik zoek troost bij de handvatverwarming. Het tempo ligt ondanks de beroerde omstandigheden hoog. We hebben een boot te halen, we moeten de oversteek maken naar Noorwegen. Koud en doorweekt rijden we aan boord. De overtocht duurt een paar uur en de meeste Italianen zijn zeeziek. Ik eigenlijk ook, maar ik laat het niet merken in de hoop dat het beeld van strong woman nog even standhoudt... Aan de overkant is het droog en met een licht euforisch gevoel rij ik de veerboot af. Noorwegen, nu gaat het echt beginnen.

Dag 4: van Kristiansand naar Oslo

In de Alpen werd mij bij wijze van geruststelling verteld dat de bochten in Noorwegen veel makkelijker zijn. Veel ruimer. En dat is ook zo. Maar ook nu gaat het weer erg hard. Zo wordt voor mij zelfs een lekkere luie bocht een bocht om met samengeknepen billen te nemen. Ik heb erin toegestemd een dag de Stelvio te proberen. Ik had niet verwacht dat het kon, maar de Stelvio overtreft voor mij de Norge. Op de Norge kreeg ik na een uur of tien in het zadel toch een beetje last van een vermoeide rug en stramme knieën. De Stelvio lijkt mij op het lijf geschreven. Lekker hoog, een comfortabele zit en een breed stuur waardoor ik meer controle voel in de bochten. Wat anderen als klein nadeel noemen, de sterke vibraties van de machine, vind ik eigenlijk wel lekker... Als het even kan rij ik de rest van de reis op de Stelvio.

Dag 5: van Oslo naar Trondheim

Veel harder dan je eigenlijk durft de bochten door, ik begin er stiekem de lol van in te zien. De Stelvio vraagt er ook om, de krachtpatser. De Noren houden zich gedisciplineerd aan hun snelheidsregels. Waar je 50 mag, rijden zij 48. De boetes zijn ook niet misselijk. Voor 5 km te hard betaal je 400 euro. ‘Wij Italianen’ staan blijkbaar boven de wet want wij rijden gewoon 120 waar je 60 mag. Als een agressieve slang slingeren wij noordwaarts, de hele dag auto’s, vrachtwagens en campers inhalend, heel veel campers. En dat alles op tweebaanswegen. Vlak voor tegenliggers weer naar rechts, vlak voor een bocht er nog snel langs, even doortrekken tot 150 als het moet. Ik wist niet dat ik het in me had, maar ik kan niet anders. Ik ben deel van dit Italiaanse circus en ik geef me eraan over, ik rij zelfs af en toe mee in de kopgroep. Stefano, behalve journalist  ook rij-instructeur, geeft me wat tips: “Trust the tires” en “You can lean more”. Ik herhaal die woorden in gedachten als een mantra.

In Oslo hebben zich een paar nieuwe helden bij ons aangesloten. Giosué van de Corriera della Serra rijdt tot mijn grote vreugde nog veel voorzichtiger dan ik en daarmee ben ik niet meer de langzaamste. De Brit Simon Hargreaves van het blad Bike ontpopt zich daarentegen als topcoureur en schuurt de lak van de koffers bij het plat door de bochten gaan. “Nice curves!” De fotograaf en filmer van Guzzi smullen ervan. “Nice shots!” De jonge Fransman Pascal Golfier van Moto Revue is vol bewondering en volgt hem als een schaduw. Wij noemen het duo vanaf dan Simon en Garfunkel.

Dag 6:van Trondheim naar Mo i Rana

Zo strong als ik mij gisteren voelde, zo’n prutser voel ik me deze dag. Moe na een korte nacht en vijf dagen onafgebroken inspanning heb ik moeite de groep bij te houden. De wegen worden slechter. Meer scheuren en gaten. Door de vermoeidheid is mijn reactie trager en is mijn inschattingsvermogen van snelheid en bochten slechter. Chagrijnig laat ik de snelle jongens gaan en rij ik door in mijn eigen tempo. Giosué rijdt nog een eind achter mij. Nu ik in mijn eigen tempo ga zie ik opeens hoe mooi het landschap is. Verbluffende vergezichten, na elke bocht een nieuwe verrassing. Lekker heupwiegend de fjorden langs, Stelvio tevreden grommend tussen mijn benen. Weg chagrijn, zo moet het zijn. Niemand voor me en niemand achter me, althans niet zichtbaar. Wat ben ik een gelukkig mens dat ik hier mag rijden, langs de prachtige Noorse kust. Na een uur ben ik weer bij de anderen die bij een splitsing staan te wachten tot de karavaan weer compleet is. Ze hebben maar een paar minuten op me hoeven wachten, dus waar maak ik me druk om? In Mo I Rana zitten we tot diep in de nacht in de zon op het terras. Het is met uitzondering van de regendag door Denemarken elke dag droog, zonnig en rond de twintig graden.

Dag 7: van Mo i Rana naar Harstad

Met twee keer een veerboot in de route bereiken we de poolcirkel. De wegen worden smaller en slechter, maar de Stelvio ragt overal lekker overheen. Er staat een monument bij de poolgrens, en een souvenirshop. Foto’s maken, T-shirt kopen. Het gebied is kaal en winderig, zoals je verwacht van de poolcirkel. Ik vind het tijd worden voor de winterhandschoenen en de voering in mijn jas. Vanaf hier zal het wel bar en boos worden.

Dag 8: van Harstad naar Tromsø

Het is weer gewoon warm en zonnig. De zomerhandshoenen weer aan en de voering weer uit de jas. Hoezo poolcirkel? Ik heb mijn plek in de groep gevonden, tussen de snelheidsduivels en de bedaarde hekkensluiter. De sensatie van in mijn eentje te rijden bevalt mij zeer. De weg is door wegwerkzaamheden af en toe naar mijn idee onbegaanbaar, met hele stukken gravel. Moet ik daar doorheen? Er zijn twee opties, vertelt Michiel. Of heel snel, of heel rustig. In het laatste geval op de voetsteunen gaan staan, om het zwaartepunt van de motor omlaag te brengen en meer controle te krijgen. Oké, in de stijgbeugels dan maar en er doorheen. Na een paar keer ben ik ook daar niet meer bang voor en kies ik voor snel. Met de Stelvio meer mans.

Deze route alleen of met je geliefde te rijden, op eigen tempo en met tijd voor landschap en romantiek, dat moet geweldig zijn. Toch is het op deze manier, met al die gekken, ook een prachtig avontuur. We leren elkaar kennen, we hebben steeds meer lol en ik besef dat het straks moeilijk afkicken zal zijn. Ik raak verknocht aan dit leven. Rijden, eten, rijden, tanken, rijden, veerboot, rijden, hotel, eten, pret maken en slapen. Nergens aan denken, alleen maar rijden met een duidelijk doel voor ogen. Ik zou zo nog wel maanden door willen gaan. Andiamo, andiamo.

Dag 9: van Tromsø naar Kvalsund

De dag begint met regen en dat zijn we niet meer gewend. Hoe gedraagt de Stelvio zich op de gladde natte wegen? Goed natuurlijk. De regen is slechts een buitje en levert ons indrukwekkende wolkenluchten op. Vanaf de veerboten hebben we alle gelegenheid om mooie plaatjes voor thuis te schieten. De zon breekt weer door en ik rij voorin de groep. Tijdens de lunch noemt snelle Simon me een good driver. Ik denk dat hij gewoon iets aardig wil zeggen, maar gloei toch van trots.

 

Het landschap is groener dan ik verwacht had. Soms worden we verrast door een rendier op de weg. De waarschuwingsbordjes staan er dus niet alleen voor de sier. De Noren houden die beesten zoals wij schapen houden. (Alleen laten wij schapen niet op de snelweg lopen.) Het verkeer bestaat voornamelijk nog uit campers, touringcars en andere motoren. We moeten ze allemaal inhalen, dat snap ik inmiddels ook wel. Als één van de eersten kom ik aan bij het hotel en na het douchen en eten (rendier) blijf ik buiten op het terras zitten met mijn nieuwe vrienden totdat het donker wordt. Wat het hier dus niet wordt.

Dag 10: van Kvalsund naar Noordkaap

In de laatste etappe veel tunnels. Enge, lange, nauwe, donkere, dampige, kille tunnels met belabberd slecht wegdek. En dan in die tunnels rendieren die met domme, lege blik in het licht van je koplamp staren. Ik weet ze allemaal te ontwijken.

Het landschap is weidser dan ooit. Meren met glashelder water en het laatste stuk de Barentszee aan de rechterhand. We rijden op grote afstand van elkaar; heerlijk die ruimte. Er is bijna geen verkeer meer, alleen zo nu en dan een bus vol Japanners. Ik voel me heroïsch, op weg naar het eind van de wereld. Helaas word ik ruw geconfronteerd met de werkelijkheid. Een tolhuisje en slagboom versperren ons de weg. Voor de laatste tien kilometer moet je in de rij en je beurt afwachten. Stom!

Een soortgelijke anticlimax wacht ons bij de Noordkaap zelf. Een enorm parkeerterrein met al die bussen met al die Japanners. Maar toch: ik sta met mijn Stelvio in de zon op de Noordkaap, het is er allemachtig prachtig en ik ben er zelf naartoe gereden. Op alle mogelijke manieren ben ik over grenzen gegaan en ik ben een eind gekomen. Ik zal de Italianen missen, met name de Stelvio. En ik zal altijd heimwee blijven hebben naar het leven waarin andiamo het toverwoord is.

Geschreven op 19 april 2020
© Motoren & Toerisme