Reisverhaal: Trans Euro Trail met hindernissen

Eigenlijk had dit verhaal over de TET Kroatië moeten gaan. Maar niet alles in het leven loopt zoals gepland. De kunst is om elke tegenslag om te buigen tot een kans: met dank aan de tegenwerkende weergoden ontdekten we een bijzonder mooi stukje Italië. En compenseerden we onze pech een paar maanden later met een tweede tripje, op een stukje Franse TET. Een win-win-win. Want motorrijden is vrijheid – ook de vrijheid om van plan te veranderen.

Nochtans was het plan simpel: de motoren testen waarmee we volgend jaar een langere overlandreis willen maken over de bergwegen van de Pamir en de Himalaya. We hebben daarvoor twee tweedehands Hondaatjes gekocht, voor een heel redelijke prijs, want nu de CRF300 Rally op de markt is, wil iedereen van z’n 250 af. Wij vinden die 50 cc meer of minder niet zo’n big deal, zeker omdat de oudere versie het op grote hoogte beter schijnt te doen; de koop was snel gesloten. Maar voor we ze reisklaar maken, willen we eerst wel eens zien hoe ze aanvoelen, op de weg en daarnaast, want ze hebben een andere vering en zithoogte.

Als testroute kiezen we voor iets wat ik al lang wil doen: TET Kroatië. De Trans Euro Trail wordt steeds populairder, met alle gevolgen van dien: steeds meer delen van het traject worden afgesloten, omdat groepen snel rijdende motards met zware adventure bikes zich ongeliefd maken bij wandelaars, fietsers, natuurbeschermers en boeren. De linesmen, die de onverharde routes uitstippelen, moeten steeds vaker nieuwe trajecten bedenken, omdat de hoffelijke gedragscode die de site aanbeveelt lang niet altijd wordt gevolgd. De Balkan is vooralsnog het tolerantst en biedt prachtige routes met wisselende moeilijkheidsgraden. Dus stappen we, na weken kwijlend prentjes kijken, vol verwachting op de motor. Oké, het is nog vroeg op het jaar, de temperatuur is niet ideaal en de weersverwachtingen voor de komende dagen zijn ook niet schitterend, maar een kniesoor die daarom maalt. Zuidelijker wordt het vast beter.

"De cilinderinhoud van je motor blijft een goeie indicatie van het ideale aantal kilometer per dag, zeker als je alleen binnenwegen rijdt."

Nat, natter, natst

Vanuit Stuttgart zetten we koers richting zuidoosten. In snelweg rijden hebben we geen zin, dus kiezen we voor slingerende binnenwegen. Het Zuid-Duitse platteland is een aaneenschakeling van groene weilanden, bloemenbermen en kleine dorpen, waar overal een meiboom naast de kerk staat. Via Neuler en Ingolstadt rijden we richting Oostenrijkse grens. Eenmaal in Beieren wijken de meibomen voor affiches met deernes in dirndel die, grote pullen bier in de hand, het dorpsfeest aankondigen: de genderclichés staan hier nog stevig overeind. Dat merken we ook als we ’s avonds in Wald bij Pleiskirchen afstappen: op het terras van het hotel zitten alleen lokale mannen, die het duidelijk niet gewend zijn dat hier vrouwen op motoren neerstrijken. Toch zijn we blij onder dak te zijn, want we hebben nog maar net afgeladen als het onweer losbarst: de hele nacht blijft het bliksemen en stortregenen.

Kinderkopjes op de Vrsic-pas.

Hoewel de Hondaatjes bijzonder comfortabel zijn – vooral het zadel is veel beter dan dat van mijn DR650 – herinnert mijn lijf me de volgende ochtend toch aan de km-cc-regel: de cilinderinhoud van je motor blijft een goeie indicatie van het ideale aantal kilometer per dag, zeker als je alleen binnenwegen rijdt. Die 350 kilometer van gisteren laten zich voelen, en voor vandaag staat hetzelfde op de planning. Na een korte stop in het indrukwekkende Burghausen zetten we koers richting Alpen. Maar even later kleurt de horizon boven de bergtoppen pikzwart: een nieuw onweer kondigt zich aan. Gelukkig ligt onze route niet vast, en dus wenden we het stuur richting blauwe lucht: weg van de Mondsee, richting Wolfgangsee. Onder een stralende hemel rijden we steeds verder zuidwaarts, en het toeval brengt ons naar het gezellige stadje Bad Ischl, waar ik plots mezelf herken op een affiche in de etalage van boekhandel Kurdirektion: blijkt dat ik hier volgende maand een lezing geef. De perfecte reden voor een extra koffiestop, vooral omdat de regen ons toch weer heeft ingehaald. Maar de bui is kort, en de dag nog lang: steeds hoger slingert de weg de bergen in, langs verlaten skioorden zoals Obertauern. Op de toppen ligt nog sneeuw en ook op 1.600 meter is het nog aardig fris; gelukkig duikt de weg abrupt naar beneden, en brengt ons met een hellingsgraad van 23% naar Gnesau, waar we een slaapplek zoeken.

"Maar bewust beslissen je motorvakantie in de stromende regen door te brengen is toch nog iets anders."

De zon achterna

De volgende morgen gaat het verder richting Slovenië, maar zonder haast, want de weersverwachting wordt steeds slechter. Niet alleen ziet het er hier de komende dagen niet schitterend uit, ook in Kroatië wordt meer en meer regen voorspeld. Natuurlijk kennen we de boutade dat slecht weer niet bestaat, alleen slechte kledij, en als je ergens heen moet, rij je gewoon door. Maar bewust beslissen je motorvakantie in de stromende regen door te brengen is toch nog iets anders. En ja, die hard endurorijders storen zich niet aan een buitje, maar in ons hoofd rijpt een plan B: als het weer zo slecht blijft, heeft het weinig zin naar het zuiden te rijden om daar in de regen te rijden en vervolgens in één doorgaande stortbui weer terug te rijden. Betekent motorrijden niet in de eerste plaats vrijheid? En als je niets geboekt hebt, waarom zou je dan niet vrij zijn de zon achterna te jagen?

Met die gedachte duiken we langs heerlijke haarspelden Slovenië in, over de Wurzenpass of Korensko Sedlo, een bergweg met een hellingsgraad van vlotjes 18%. Zwoegende fietsers vechten zich een weg naar boven, voorbij het bunkermuseum in een geheim militair complex uit de tijd van de Koude Oorlog, naar de col, waar een oude Sovjettank staat. Een tunnel heeft de pas overbodig gemaakt, zodat het hier rustig rijden is. Eenmaal aan de overkant lonken de Julische Alpen (ja, ze zijn naar Caesar genoemd); mijn hart slaat vrolijk over bij elke bocht die ons van Kranjska Gora omhoog voert naar de Vršič-pas. Het is zo’n 15 jaar geleden dat ik die reed, twee-op op mijn oude Suzuki DR.

Even de modder uit de banden spoelen...

De kasseistroken in de smalle bochten liggen er nog steeds, en de houten Russische kapel op weg naar boven is in ere hersteld nadat het koperen dak gestolen werd. Ze is gebouwd door de Russische dwangarbeiders die de weg tijdens de Eerste Wereldoorlog aanlegden en die de pas ook in de winter sneeuwvrij moesten houden. Boven worden we beloond met spectaculaire uitzichten op het Triglav National Park, en met het betere bochtenwerk. Maar op weg naar Trenta halen de regenwolken ons in: we schuilen op het overdekte terras van de pizzeria, omgeven door doorweekte fietsers, kajakkers en wandelaars. Willen we echt in dit weer de TET rijden, straks?

Kjer ne ki were

Vrijheid, beslissen we, is de vrijheid om van mening te veranderen. We moeten just niks, we moeten aan niemand iets bewijzen, al helemaal niet aan de machobrulboeien die meer en meer de dienst uitmaken in de TET-FB-groep. Als je hen moet geloven, zou je de route niet mogen rijden als je niet in staat bent met je tanden een stuk prikkeldraad uit een omheining te bijten om daarmee je koppelingskabel te herstellen, terwijl je intussen het ontsnapte schaap grilt aan het spit als lunch. Let wel, ik heb niks tegen British engineering en roadside repairs én ik ben voor zelfredzaamheid, maar niet als het een wedstrijd wordt; er zijn veel manieren om verantwoord offroad te rijden en evenveel manieren om technische problemen op te lossen. Persoonlijk vind ik mensen helpen zinvoller dan mensen uitlachen; iedereen moet ervaring opdoen en ook de beste rijders maken fouten.

De regenradar en mijn reumatische knie zijn het erover eens: dit is geen onschuldig buitje, maar een regenzone die blijft hangen. Klimaatverandering in de praktijk. Plan B wordt ons nieuwe plan A: dan maar niet naar de Balkan. We wenden opnieuw het stuur en volgen de Soča, een snelstromende helblauwe bergrivier, richting Italië. Niets in dit vredige landschap doet vermoeden dat hier de grootste bergveldslag van WO I plaatsvond. Algauw wordt het droger; als we in Uccea de twee leegstaande douanehokjes voorbij sjezen, doet de zon dikke nevelslierten oprijzen uit de varens. Net na de grens slaan we rechtsaf, een smal weggetje in dat nauwelijks breed genoeg lijkt voor één auto, en dan bedoel ik geen SUV, maar een bescheiden model uit de jaren 80; nochtans is de Sella Carnizza-pas een oude militaire weg, waarover in de oorlog tractors en trucks reden. Je zou het niet zeggen; op veel plaatsen is kruisend verkeer zelfs met onze motoren een uitdaging. Potholes, steile passages en rotsblokken op de weg houden je bij de les. Dit baantje is eten en drinken, 15 kilometer lang. Voorbij Prelaz Karniza duikt de weg naar beneden: negen scherpe haarspelden met een hellingsgraad van 24% brengen je naar Prato en Lischiazze. We gunnen onszelf een espresso en rijden relaxed door naar Ovaro, waar roze slingers ons erop wijzen dat de Giro hier net voorbij kwam. Geen wonder, met al die prachtige bergwegen hier.

 

Beginnersfouten

De dag nadien schijnt de zon, en dus willen we alsnog een stukje TET meepikken. Maar de track blijkt afgesloten; na wat twijfelen besluiten we het tijdelijke verbodsbord te respecteren. Als het door te veel overtredingen een permanent verbod wordt, is daar niemand bij gebaat. Langs de noordelijke route rijden we naar Sauris, in de hoop dat TET verderop wel open is. Boven op de pas is het flink nevelig, en er ligt nog sneeuw; de soldaten van de bergbrigade, die aan een militaire oefening bezig zijn, staan te koukleumen naast de weg. Ook wij duiken snel weer naar beneden, richting Sauris di Sopra. De TET-track leidt ons naar een steil baantje (25% dit keer) dat algauw in gravel overgaat: een weids berglandschap ontvouwt zich. Eindelijk, de lang beloofde offroad!

Enthousiast springen we recht op de steuntjes, geven voorzichtig gas en voelen hoe de Rallys, nu echt in hun element, vrolijk over het pad dansen. Blij kijken we elkaar aan. Zo hadden we ons de vakantie voorgesteld: ongerepte natuur, niemand in de buurt, met de perfecte motor op de perfecte plek. En dan springt Jo’s benzinelampje aan. Je hebt dom, dommer en dit: met een motor die je niet kent aan een bergpiste beginnen om te checken hoeveel kilometer je met die reservetank echt kan doen, is geen goed plan.

Nochtans rijd en reis ik al ruimschoots lang genoeg om te weten dat voor benzine maar één regel geldt: grab it while you can ­of koop een jerrycan. Niet dus. Terwijl ik twijfel tussen woest worden op mezelf en in de lach schieten, wordt het om ons heen plots donker. In geen tijd wijkt de zon voor wat een fiks bergonweer lijkt te worden. Wolken pakken samen, donder rolt over de bergen. Omkeren voelt meteen een stuk minder erg. Hoofdschuddend om onze eigen onoplettendheid rollen we terug naar Sauris di Sopra, voor een extra koffie.

Maar snel even gaan tanken zit er hier niet in: we vinden pas benzine in Ampezzo, een dik halfuur verderop, weliswaar na een prachtige rit door smalle donkere tunnels en langs felblauwe bergmeren. Maar de dreigende wolken aan de horizon maken ons duidelijk dat het weinig zin heeft het nog eens te proberen, en bovendien is het intussen al te laat voor wilde avonturen. Blijkbaar mag het niet zijn, dit keer. Langs de steile wanden van de Drei Zinnen zoeven we verder naar Cortina, waar we onszelf in een biohotel in Tils op een heerlijk diner trakteren.

Lessons learned

Dat de testvakantie niet loopt zoals gepland, is inmiddels wel duidelijk. In plaats van de veringen en de wendbaarheid van de motoren, hebben we eerder onze eigen frustratietolerantie en flexibiliteit getest. We hebben geleerd ons niet op te winden over externe omstandigheden (kan je toch niet veranderen) en onze eigen dommigheden (die je daarmee ook niet terugdraait); ongetwijfeld skills die ook bij de langere reis van pas zullen komen. Een blik op het weerbericht maakt duidelijk dat er ook niet meer inzit: voor de komende dagen wordt noodweer en zware wateroverlast aangekondigd. (Niet onterecht, zal later blijken: in Duitsland, Oostenrijk en Italië worden bruggen weggeslagen en staan hele dorpen blank.) Dus zetten we over de oude Brennerweg koers naar huis en rijden van de ene skischans naar de andere via Garmisch Partenkirchen, Landsberg am Lech en Bad Urach terug naar Stuttgart. Meer dan 400 kilometer lang volgen snelle, soepele bochten elkaar op, en natuurlijk krijgen we nu wel de hele dag stralende zon.

Met zo’n goeie 1.600 kilometer op de teller besluiten we: de Hondaatjes zijn prima voor kleine wegen, kunnen snelweg aan als het moet, hebben droog en nat een uitstekende baanligging, zelfs als je wat slordig een bocht instuurt, zijn comfortabel wat zitvlak, rijhouding en windscherm betreft en maken een bijzonder aangenaam snorgeluid. Op de vraag hoe ze offroad presteren, moeten we helaas het antwoord schuldig blijven. Wat vervelend is voor een dual purpose reismotor waarmee je buiten Europa wil gaan stoeien ...

"Potholes, steile passages en rotsblokken op de weg houden je bij de les. De Sella Carnizza-pas is eten en drinken, 15 kilometer lang."

De tweede ronde

Er zit dus maar één ding op: we moeten nog een keer op stap. En dit keer echt op de TET, weer of geen weer. Vier maanden later zetten we koers richting Courtavon, waar we met mijn reismaatje Trui hebben afgesproken voor een tripje TET FR 13, een segment dat vanaf de Zwitserse grens via Nancy naar België slingert. Minder bergachtig dan Kroatië, maar wel wisselend terrein. Ook nu begint de reis met omwegen: wegenwerken, versperringen en boze Duitsers met een berispend vingertje zorgen ervoor dat we eindeloos moeten omrijden en alle hoeken van het Zwarte Woud zien voor we onze bestemming bereiken. Maar ik klaag niet: het is hier mooi.

Na een onrustig nachtje (een paar lokale etterbakjes bekogelen de camping met rotjes) gaat het richting Plombières-les-Bains. Rustige wegen door schaduwrijke bossen leiden ons noordwaarts: hier en daar is het flink modderig, maar echt moeilijk wordt het nergens. Grind en aardewegen wisselen elkaar af en we snorren ontspannen door; rechtstaan blijkt op de Rally’s even comfortabel als zitten. In de namiddag maken we een omwegje langs Ronchamps voor een bezoek aan de Notre-Dame du Haut, de kapel die Le Corbusier hier in 1955 bouwde. Als we weer willen wegrijden, glijdt Jo’s voet weg op de plastic tegeltjes van de parking. Ze probeert de motor nog recht te houden, maar de zwaartekracht wint en de Rally glijdt in slow motion onderuit. Conclusie: voor dit soort ongemakkelijke evenwichtsoefeningen is het toch handig als je met twee voeten aan de grond kan.

De andere CRF die we kochten is 6 centimeter lager; misschien is het niet zo gek die niet opnieuw te verhogen. Voor gemengd gebruik, op onvoorspelbaar terrein waar je soms gekke trage manoeuvres moet doen (ik herinner me van de vorige reis geklauter over rotsige pistes en pittige rivierdoorsteekjes) gaat stabiliteit boven grondspeling. Langs de oude mijnsite rijden we over smalle bospaden naar Plombières, waar we onze tent opslaan en tevreden in het koele campingzwembad springen. Wij toch, want Trui levert een gevecht in regel met haar hangmat en tarp (dekzeil), die ze bij gebrek aan bomen tussen het tuinhek en haar motor probeert te spannen. De tarp blijkt geen luxe: hij hangt nog maar net strak als het onweer losbarst. In de gietende regen wandelen we door de spookstad met talloze leegstaande kuurhotels naar het enige restaurant dat open is: een soort casino waar we een tafel krijgen in een nagebouwde treinwagon.

Zweed uit de smurrie

Ook dag 2 kondigt zich thematisch aan op de tonen van ‘Non, non, rien à manger’ (het Franse hitje uit ’71). Verlaten dorpjes volgen elkaar op en zelfs naar een koffie is het zoeken. Ook nu weer krijgen we grind en prachtige boswegen voor de wielen, en we rijden overal alleen; veel mooier wordt het niet. Maar de regen van gisteren heeft zijn sporen achtergelaten: gaandeweg wordt de modder dieper en gladder, en algauw stoten we op een omgewaaide boom. Jo, die nooit eerder offroad heeft gereden, behalve met een mountainbike, volgt vol vertrouwen onze aanwijzingen en geeft gas: moeiteloos hopt de Honda eroverheen. Trui vindt de boom te dik en zoekt een omweg door het bos. Ik twijfel tussen eromheen of erover en eindig, zoals dat met twijfelaars gaat, erop: onbeslist blijft de motor schommelend hangen. Meer gas ware beter geweest. Maar teveel gas is ook niet altijd ideaal: een eindje verderop staat een wanhopige motard aan een Ténéré te sleuren die in een poel diepe modder ligt. Zijn ongelukkige landing en hulpeloze positie zou in de TET-FB-groep waarschijnlijk op hoongelach onthaald worden, want wie niet met zijn tanden een boom kan omknagen om daarmee zijn motor hefboomgewijs weer op te tillen, kan volgens de roepers ook maar beter thuisblijven, maar de beste stuurlui zitten weleens vaker achter een toetsenbord en in mijn wereld (en gelukkig ook in de werkelijkheid) zijn endurorijders meestal gewoon toffe, vriendelijke motards die elkaar uit de nood helpen.

Op drie vrouwen die zijn motor rechttrekken en uit de smurrie duwen, had onze Zweedse collega duidelijk niet gerekend, maar hij is te blij om zich daar iets van aan te trekken. De arme man heeft zich flink pijn gedaan, en vertelt dat hij solo rijdt omdat zijn compagnon de route twee dagen eerder al zijn enkel brak. We bieden hem aan samen verder te rijden, maar hij is er klaar mee en besluit om te draaien. Voorzichtig verkennen we de modderstrook, die op sommige plekken echt behoorlijk diep is. In plaats van er vol gas in te vliegen, besluiten we te gaan voor de ‘wie geen held is, moet slim zijn’-strategie en manoeuvreren we voorzichtig op de droge randjes voorbij de lastige passage. Samen komen we er moeiteloos zonder kleerscheuren en modderkleren doorheen.

Dat vieren we met een eclair bij Boulangerie Fritsch in Vittel, maar bij hap twee valt de regen plots bij bakken uit de hemel, alsof iemand de douche heeft opengedraaid. Meteen draait de behulpzame bakkerin de luifel van piepkleine terras zo ver mogelijk open; tactisch een goeie zet, want tegen de tijd dat de bui over is, zijn wij drie koffies verder. Kamperen doen we in L’Arc en Ciel bij Bagneville, waar een Ark niet zou misstaan, want ook hier zet de zondvloed zich door; het is een wonder dat het ons lukt tussen twee stortbuien door min of meer droog de tent op te zetten.

"Hoe leuk die kleine motortjes ook zijn, je schiet er wel trager mee op dan met een KTM Adventure of zelfs een DR."

J’aime le vide

Dag drie brengt ons via een zijarm van de TET naar Sivry-sur-Meuse. De rit begint op vlotte grindwegen tussen zonnebloemvelden, wuivende maïs en vrolijke strobalen, maar blijkt uitdagender dan verwacht: onder een dunne laag stof of grind schuilt verraderlijk gladde klei, die sommige wegen in ware ijspistes verandert. Een vlucht roofvogels stijgt verontwaardigd op als we voorbij schuiven … Rare beesten, die motards. Gelukkig kunnen we af en toe onze banden uitspoelen in de lange plassen onderweg, want de plakkerige klei metst het profiel genadeloos dicht: in plaats van tusseninbanden hebben we plots slicks. Ook Verdun roept herinneringen op. De oorlogsgraven, de gedenkplaatsen, de bunkergordel: ooit allemaal bezocht op een vorige motorreis, en zeer de moeite waard. Helaas: het schemert al, en morgen moeten we thuis zijn. En hoe leuk die kleine motortjes ook zijn, je schiet er wel trager mee op dan met een KTM Adventure of zelfs een DR, waarmee je toch langere rijdagen kan afmalen. Geen idee waaraan het ligt, maar op de weg word je op die kleinere motoren gewoon sneller moe.

Na een laatste nachtje onder een voor één keer heldere sterrenhemel zetten we koers richting België. En ook hier, in de Franse Ardennen, geldt als motto een variatie op de bekende Eurosonghit: ‘J’aime j’aime le vide’: uitgestorven dorpen, leegstaande huizen en nergens een café te bekennen. Maar zodra we de grens over zijn, barst het van de terrasjes en restaurants; echt bizar, hoe abrupt de breuk is. Offroadrijden is hier helaas meteen een stuk minder voor de hand liggend, in ons kleine (en relatief strenge) landje, dat zelfs aan Waalse kant flink volgebouwd raakt. Maar niet getreurd, mooi rijden kan je hier net zo goed: de weg die ons thuisbrengt is even long als winding.

Als we de dag erna met het nodige gefoeter de Franse klei van onze motoren staan te spuiten, kunnen we, na dit tweede testritje van zo’n 1.200 kilometer over gemengd terrein, met een gerust hart besluiten dat we bijzonder tevreden zijn over onze aankoop. De Rally’s zijn van alle markten thuis en kunnen moeiteloos de Himalaya aan. Of wij dat ook kunnen, ontdekken we volgende zomer wel. Of ietsje eerder, want Trui en ik gaan daar deze de herfst alvast op verkenning, in Noord-India. Kortom: to be continued.

Tekst en foto's: Trui Hanoulle, Gaea Schoeters

Gedragscode:

Offroad rijden is altijd een delicate evenwichtsoefening, zeker in Europa, waar de open ruimte beperkt is. Wandelaars, fietsers, landbouwers en motorrijders moeten de beperkte groene zones met elkaar delen. Dat zorgt voor conflicten, met als gevolg dat steeds meer wegen verboden gebied worden voor motorrijders. Hoffelijk met elkaar omgaan kan ervoor zorgen dat offroad rijden mogelijk blijft, ook bij ons.

Op de website van de TET staat een gedragscode, die nuttige tips geeft.

 

Al zijn de basisregels natuurlijk evident:

  • Respect voor de paden en de andere weggebruikers
  • Respect voor de lokale gemeenschappen
  • Respect voor het milieu
 

Waak mee over het goede imago van enduro-rijders:

  • Respecteer verkeersborden en rij niet waar het niet mag
  • Blijf op de paden
  • Vertraag / maak plaats voor wandelaars, fietsers en ruiters, en schakel de motor uit
  • De TET is geen crossterrein: rij aan een veilige snelheid, aangepast aan de omstandigheden
  • Rij niet sneller dan je kan, ken je grenzen
  • Vermijd onnodig lawaai (kalmpjes met die gas)
  • Reis niet in grote groepen (max. 6)
  • Rij de paden niet kapot (zeker bij nat weer)
  • Spreek motards die onverantwoordelijk rijden aan op hun gedrag en de consequenties daarvoor voor de endurocommunity
  • Steun lokale gemeenschappen door daar te eten, te logeren en inkopen te doen
  • Wees vriendelijk voor andere weggebruikers, lachen kost niks!
 

 

Trans European Trail / TET

Wat?

 Meer dan 100.000 km aaneengesloten offroad-routes door de mooiste en meest afgelegen landschappen van Europa

Hoe?

Community-based. Vrijwillige linesmen/women (ervaren lokale enduro-rijders) zetten de routes uit in het gebied dat zij als hun broekzak kennen. Feedback van rijders zorgt ervoor dat die zo actueel mogelijk blijven.

Waar?

Van de poolcirkel tot de Middellandse Zee. De hoeveelheid piste verschilt van land tot land, afhankelijk van de lokale wetgeving. Waar enduro-rijden niet mag, verbinden kleine landwegen de routes.

Voor wie?

Voor iedereen met zin voor avontuur. De routes verschillen in moeilijkheidsgraad en lopen vaak door afgelegen terrein dus enige rijvaardigheid en zelfredzaamheid is nodig. Een beetje kunnen sleutelen ook. Maar denk eraan: niks moet, omrijden over asfalt kan altijd.

Welke motor?

Je kan elke weg ter wereld met elke motor rijden, als je masochistisch genoeg bent. Maar less is more, hier: de TET is bedacht voor lichte tot middelzware motoren.

Is het legaal?

Zou moeten: de TET linesmen houden zich aan de lokale wetgeving. Maar wat mag, kan veranderen en de route dus ook. Denk dus zelf na, je rijdt op eigen verantwoordelijkheid.

Wat kost dat?

Niks. Alle tracks zijn gratis. Maar je kan de TET wel vrijwillig steunen via de website. Doen!

www.transeurotrail.org

Geschreven op 17 juni 2025
Magazine
Motoren & Toerisme
25 02
© Motoren & Toerisme