Reisverhaal: Rondje Eifel deel 1

Dit reisverhaal verscheen voor het eerst in Motoren & Toerisme van februari 2012.

'Zo dichtbij en toch zo anders’, een huizenhoog cliché dat door menige toeristische dienst wordt gerecycleerd om hun regio aan te prijzen... en toch spookt deze gedachte bijna constant door mijn hoofd als we vanuit uitvalsbasis Gunderath de Moezelvallei verkennen om een eerste route voor het Motoren & Toerisme Eifelweekend eind april in mekaar te knutselen.

Tekst en Foto's: Arnaut Nilis

De Eifel is immers het oostelijke deel van het laaggebergte Eifel­-Ardennen en een klein stukje ervan ligt in ‘onze’ Oostkantons. Gekend terrein dus, zou je kunnen beslui­ten, maar vanaf Gunderath sturen we zuid­waarts richting Moezel. Het traject van deze statige rivier die nota bene nabij de Col de Bussang – ook al een naam als een klok in motorrijdersmiddens – in de Vogezen ont­ springt, vormt tussen Trier en de monding in Koblenz de scheiding tussen de zuidoos­telijke Eifel en het Hunsrückgebergte. En net dit deel van de Moezel dat zich door een romantisch wijnlandschap met groene steile hellingen slingert wordt alom geroemd als het mooiste gedeelte van deze 544 km lange rivier. Na elke bocht ligt een idyllisch wijndorpje met prachtige vakwerkhuisjes en wijngaarden rondom zich wel in de zon te wentelen.

Steile hellingen

Gefundenes Fressen dus om een mooie motortocht uit te stippelen, maar omdat we niet van plan zijn ál onze tijd slente­rend over door vakwerkhuisjes omzoomde marktjes en genietend op terrasjes door te brengen, nemen we ons vast voor de val­ lei ook regelmatig in en uit te klimmen om het nodige motorplezier te voorzien als we Gunderath zuidwaarts verlaten richting Ulmen. Vanaf het kuuroord Bad Bertrich stort zich een stukje Moselweinstraße via een opeenvolging van haarspeldbochten het Moezeldal in en kan de pret beginnen. Wel jammer dat hier duidelijk meer verkeer is dan op de rest van het wegennet in de Eifel waar je meestal amper andere weggebrui­kers kruist. Blijkbaar spreekt het slingeren­ de, op de kaart met groen afgeboorde traject niet enkel motorrijders tot de verbeelding...

Dat het Moezelland en de wijn bij elkaar horen, is al vanaf de eerste blik duidelijk. Uit welke richting en op welke manier je het dal van de Moezel ook bereikt, wijn­ gaarden beheersen het landschap. Langs de Moezel bebouwen ongeveer vijfduizend wijnboeren in 125 wijndorpen ruim negen­ duizend hectare wijngaarden. Heel veel van die wijngaarden liggen op bijzonder steile flanken met stijgingspercentages van dertig procent en meer zodat flink wat van de drui­ven met de hand geplukt moeten worden. Omdat elk nadeel ook een voordeel heeft zorgt deze manuele oogst er voor dat de geplukte druifjes van topkwaliteit zijn. De beschutte ligging van het Moezeldal maakt bovendien de streek tot een van de warmste klimaatzones in Duitsland. De steile lei­steenhellingen slaan overdag de warmte van de zon op en geven die ’s nachts weer af: ideale omstandigheden voor de druivenran­ken. De druiven groeien hier dan ook beter en de bloei vindt eerder plaats dan in de rest van Duitsland. En door die vroege bloei kunnen de druiven langer rijpen wat ook weer direct van invloed is op de kwaliteit van de wijnen. De wijnboeren aan de Moezel noemen zich Rieslingspecialisten. Deze druivensoort beslaat immers meer dan de helft van de totale oppervlakte van de wijn­ gaarden langs de Moezel. Rieslingwijn staat bekend als fijn, fruitig en met een enorme smaakdiepte en een betrekkelijk laag alco­holgehalte. De edelzoete wijnen die ieder jaar bij veilingen hoge prijzen halen zijn bekend in de hele wereld. Ook de liefheb­bers van droge wijn komen aan de Moezel aan hun trekken. Wijngoederen produce­ren er voortreffelijke, veelvuldig bekroonde ‘feinherbe’ en harmonieus droge wijnen. Sinds het eind van de jaren tachtig komen er uit de Moezelstreek ook weer rode wijnen, met de Spätburgunder en Dornfelder als belangrijkste druivenrassen.

Vergezichten op de Hunsrück

We weerstaan aan de verleiding om in het wijnstadje Alf – dat ook bekendheid geniet als kuuroord – al dadelijk de proef op de som te nemen. Zelfs dat betrekkelijk laag alcoholgehalte lijkt ons niet te rijmen met de route die nog in ’t verschiet ligt. Bovendien lijkt het standbeeld dat om de zoveel tijd vanaf de brug een krachtige straal water in de monding van de Alfbach spuwt ons te willen melden dat motorrijden met een volle blaas ook geen goed idee is. We steken dan ook resoluut de Moezel over naar Bullay via de karakteristieke brug met twee verdiepin­gen: bovenaan de treinen, onderaan al het andere verkeer. Ogenblikken later laten we de Moezel al in een diep dal achter ons.

De relatieve drukte van de Moezelvallei ruimt al snel baan voor de verkeers­ luwe wegen over het hoogplateau van de Hunsrück. Weidse vergezichten wisselen af met passages door ingeslapen dorp­ jes als Genderich, Liesenich en de zusjes Mittelstrimmig en Altstrimmig. Zo hebben we het graag... Na een rustige tocht over het glooiende Hunsrückplateau ontdekken we in de diepte het pittoreske Treis­Karden aan de Moezel. Net zoals bijvoorbeeld Traben-Trarbach en Bernkastel­-Kues verwijst de dubbele naam naar twee gehuchten die verbonden door een brug over de Moezel één dorp vormen.

Tussen Treis en Karden moet de Moezel doorwaadbaar geweest zijn – moeilijk te bevatten als je de majestueuze rivier nu ziet – wat van deze plaats al ten tijde van de Romeinen een belangrijk verkeersknooppunt maakte. Het waren immers de Romeinen die vanaf de eerste eeuw na Christus de wijnbouw in het Moezeldal intro­duceerden. De streek kent dan ook een eeuwenoude rijke cultuurgeschiedenis die terug gaat tot de Romeinse en Keltische tijd. Overblijfselen uit de tijd van de Germanen, Kelten en Romeinen zijn op diverse plaatsen in de vallei goed bewaard gebleven. De peri­ode ten tijde van de middeleeuwen uit zich dan weer in de tientallen burchten en kaste­len die langs de rivier te bewonderen zijn.

De Burgruine Treis, die eens de oversteek van de Moezel moest beschermen, dateert uit de elfde eeuw. En als je nog verder in de tijd wil teruggaan en je bovendien ter afwisseling zin hebt in een stevige wandeling kan je het Lenus­ Marspad van Treis naar Pommern volgen waar je ongeveer halverwege een heuse Romeinse villa kan bezoeken die op de Martberg werd gereconstrueerd. Leuke bonus is dat je onderweg getrakteerd wordt op prachtige uitzichten op de meanderende Moezel. Wij beperken onze stop echter tot een terrasje in de schaduw van de opmer­kelijke met drie torens getooide klooster­ kerk St.­Kastor, dit keer mét een fris glaasje Riesling. Eéntje moet kunnen, niet?

Hoogstaande Straat

Na deze korte stop verlaten we het Moezeldal weer voor de verdere verken­ ning van het Hunsrück middelgebergte. In het stemmige stadje Kastellaun dat wordt gedomineerd door een imposante burcht­ ruïne slaan we rechtsaf en nemen we de Hunsrückhöhenstraße. Dat valt wat tegen: de op de kaart in het groen afgeboorde toeristi­ sche route blijkt een drukke verbindingsweg en we maken ons sterk dat gelijk welke zij­weg meer rijplezier én mooiere vergezichten biedt. Hoe dan ook, het schiet lekker op en dat mag ook wel eens een keer na al de stops die we al hebben ingelast...

Net voor het vliegveld Hahn verlaten we dit eerder saaie (jaja, we zijn ondertussen al verwend) verbindingsstuk en zetten we opnieuw koers naar de Moezel die we al snel via de Liebfraubrücke oversteken naar het oude wijndorp Reil met zijn mooie vakwerk­ huizen en wijnboerderijen. We slingeren ons een weg omhoog tussen de wijngaarden en vatten de terugweg naar Gunderath aan die ons een met geheel ander uniek aspect van de streek zal laten kennismaken. Dit deel van de Eifel wordt immers Vulkaan­Eifel genoemd naar de vulkanische activiteit die het landschap heeft gevormd.

Erg karakteristiek zijn hier de zogenaamde Maaren, cirkelvormige bassins van vulkanische oorsprong. Als een waterrijke bodemlaag in contact komt met heet magma en gas neemt de druk enorm toe. Bij voldoende drukopbouw vindt een explosie plaats die de vulkaankrater kan doen instorten. De overblijvende kuil wordt een Maar genoemd. Vaak zijn Maaren gevuld geraakt met water, dat niet kan wegzakken doordat de bodem bestaat uit ondoordringbaar stollingsgesteente zoals graniet of basalt. Maaren in het Eifelgebied, waarvan de Dauner Maaren de bekendste zijn, werden tot voor kort geschat op een ouderdom van tienduizend jaar. Onderzoekers van de universiteit Trier zijn er echter achtergekomen dat de ouderdom eerder richting de tweehonderdduizend jaar gaat.

Net voor Gillenfeld kan je als je goed oplet aan je rechterkant het Pulvermaar zien liggen. De imposante plas wordt door de bomen op z’n steile oevers bijna helemaal aan het zicht onttrokken. Als je echter het wegje naar beneden – naar de parking – volgt stuit je op een charmant ouderwets cafeta­ria waar het fijn verpozen is langs de rand van het water. Wie weet laat je jezelf zelfs verleiden tot een nostalgisch tochtje per waterfiets? Wij zijn ondertussen wel nog aan het werk (!?) en vervolgen langs landelijke weggetjes onze tocht richting Daun. Vanaf de weg heb je langs één kant een mooi zicht op het plaatsje Schalkenmehren op de oever van het gelijknamige Maar. Kijk je vanaf de motor naar de andere kant van de weg, dan zie je het Weinfelder Maar liggen met op de tegenoverliggende oever het pittoreske kerkje van Weinfeld. Dat kerkje is echter het enige gebouw dat nog rest van het dorp dat in 1512 na een pestepidemie volledig werd verlaten. Vandaar dat deze plas ook wel Totenmaar wordt genoemd, al vermelden andere bronnen dat dit Maar haar naam zou ontlenen aan het feit dat door de grote diepte (51 meter) er weinig tot geen watercirculatie op de bodem is, waardoor er geen zuurstof naar de diepere delen gebracht wordt. Ons zal dat echter Wurst mit Sauerkraut wezen: onze maag begint te knorren en slechts een twintigtal kilometer scheidt ons nog van Center Parcs Eifel in Gunderath waar ons een Schnitzelparade wacht om weer op krachten te komen. Doorgespoeld met een heerlijk fris glaasje Riesling, of wat dacht u?

Geschreven op 30 maart 2020
© Motoren & Toerisme