Ik vertrek dus alleen en, wat tekenend is, mis tweemaal een afslag op mijn GPS. Maar daar is het dan, mijn ticket om de rest van mijn leven alle straffe verhalen van mijn motorvrienden genadeloos te kunnen counteren met “Ja maar, ben jij al aan het Joey Dunlop Memorial in Tallinn geweest?”. Ik stuur, zelfvoldaan leunende tegen de linkse boom van de twee, één van hen een SMS om hem zichzelf te doen vervloeken dat hij nu aan een bureau in Brussel zit en niet hier is. Het memorial is erg sober en mooi. Blij dat ik er geweest ben rij ik via de grote weg richting Riga.
Op een bepaald moment kom ik aan wegenwerken waar men met een kraan een brugelement aan het plaatsen is. Het verkeer moet daar over één baanvak passeren (het baanvak in mijn rijrichting), wat geregeld wordt door een wegenwerker met een ‘salami’. Ik rij langs de file naar voor en als ik een tiental wagens van het begin van de file verwijderd ben doet de wegenwerker teken dat er mag doorgereden worden. Aan de kop van de file staan twee personenwagens en daarachter een vrachtwagen welke trager is bij het optrekken. Daar valt dus een mooi gat waar ik mij perfect elegant kan invoegen. Spijtig genoeg is er op dat moment nog iemand die zo denkt.
Na de brug is er een werfzone. Ik rij ongeveer 50 km/u op 3/4de links op het baanvak, op normale afstand van mijn voorligger. Dik 50 meter achter de brug staat een Dacia Duster van de wegenwerkers in de werfzone (dus links van mij) haaks op de rijrichting. De bestuurder daarvan denkt net zoals ik: "Voor die vrachtwagen kan ik perfect in de file.” Op het moment dat mijn voorligger hem gepasseerd is geeft hij vol gas. Ik rem en wijk naar rechts uit, maar op 2 tot 3 meter is dat toch wat krap. De Dacia raakt mij vol op mijn voorwiel en ik wordt van mijn motor gekatapulteerd. Ik rol over de voorkant van de Dacia en val daar aan de andere kant af. De motor klapt met zijn linkerkant vlak tegen de zijkant van de wagen en valt daarna op zijn rechterkant, maar heeft dan nog maar heel weinig snelheid.
Ik rol nog een paar meter verder en merk dadelijk dat ik voeten, handen en hoofd zonder probleem kan bewegen en nergens echt veel pijn heb, buiten aan mijn rechterschouder. Ik kan ook mijn rechterarm enkel met veel moeite opheffen. Ik zet mij recht en doe mijn helm af, maar er staan dan al een paar werklieden om mij heen die zeggen dat ik moet blijven liggen en dat er al een ambulance is gebeld. Na een paar minuten merk ik een persoon op die in het Russisch met veel gebaren een geagiteerde uitleg aan het doen is en vraag hem in mijn beste Russisch: "Bent U de bestuurder?" Hij antwoord: "Ja, ik ben de bestuurder. Ik heb je helemaal niet gezien!". Waarop ik antwoord: "вы глупый человек!". Op dat moment komt de ambulance echter al aan en wordt ik afgevoerd. Net voor de ambulance vertrekt arriveert de lokale politie die mij vraagt om na het ziekenhuis naar het politiekantoor van Tallinn-Zuid te komen voor het afwerken van de nodige paperassen. Ik vraag of er geen aanrijdingsformulier dient opgesteld te worden maar de politiedame zegt dat de politie daar voor zal zorgen. Ik vertrek met enkel mijn helm en alle originele papieren bij mij.
In het ziekenhuis wordt vastgesteld dat mijn rechterschouderblad gebroken is. De dokter, die vlot Engels spreekt, vertelt mij dat een operatie echter niet nodig zal zijn. Zes weken mijn rechterarm in een mitella dragen en ik ben er vanaf. Ik zit hier nu dus wel vast. Ik bel mijn reisverzekering waar men mij opdraagt de dokter te vragen of hij een medisch verslag kan doormailen zodat zij kunnen bekijken hoe ik terug thuis kan geraken. Ik stuur een whatsapp-berichtje naar de groep met deelnemers om hen op de hoogte te brengen van mijn wedervaren en wens hen een goede reis verder. Dafne, die niet in die whatsapp-groep zit, belt mij even later om te vragen hoe het gaat. Ik zeg haar dat ik, zoals van in het begin de afspraak was, alles zelf verder wel kan regelen. Tegen de middag mag ik vertrekken uit het ziekenhuis.