Onderweg: Langs de grenzen van het koninkrijk - deel 2

Een ontdekkingsreis in post-lockdowntijdperk – deel 2: de oost- en noordgrens

Tekst: Trui Hanoulle

Foto’s: Trui Hanoulle, Gaea Schoeters, Annelies Van Parys

 

Na een ontbijt met pannenkoeken vertrek ik naar het noorden. De duosteuntjes zijn ingeklapt, want neefje Anakin keert terug naar huis. Vier dagen ben ik al onderweg om de grens van België af te rijden, en nog niet eens halfweg. Toegegeven, dat kan sneller, maar laat snelheid nu niet mijn missie zijn. Wel zo nauwgezet mogelijk de kronkelende binnengrens volgen, aangevuld met bezienswaardigheden, koffiepauzes, ontmoetingen en zomaar turen naar de einder. Tien dagen zijn het geworden, en als een reiziger op een verre wereldreis heb ik ze beleefd. 

Industriezones en betonbouw zijn het decor van de eerste tientallen kilometers. Ik duik even Luxemburg in om te tanken. Door mijn gps-route nog meer te verfijnen probeer ik te ontsnappen aan de lelijkheid, al lopen de gekozen paden soms dood. De vele dorpen blijven nietszeggend saai, maar stilaan wordt het heuvelachtige landschap groener en leger. Aarde, grind, modder en gras rollen voor me uit. Voorbij de top van de Luxemburgse ‘schoen’ vertoont de grens een deuk richting het zuiden. Ik moest en zou in Ouren logeren, een Belgisch gehucht aan de oevers van de Our en het drielandenpunt België-Luxemburg-Duitsland. Vanaf hier loopt mijn traject omhoog langs de Duitse grens tot Nederland. De nacht is merkelijk kouder dan voorheen. Mentale nota: dun donsjasje meenemen op de reis die hierna vlogt, langs het voormalige IJzeren Gordijn.

 

Verboden zone

Voor het eerst sinds dagen is er weer echt zon. Halfweg de dag ontmoet ik Gaea, mijn compagnon op de Meisjes, moslims & motoren-reis, en haar vriendin. We zullen een paar dagen samen rijden. Bij de voorbereiding heb ik dagenlang spannende routes getrokken langs de hele grens in de MyRoute-app. Soms moest ik de app daarbij aanporren om mijn zin te volgen, en dat leverde prachtige trajecten op. Maar een paar keer sloeg ik de bal flink mis, zoals vandaag. Het militair domein Kamp Elsenborn is wel degelijk een onoverkomelijke hindernis. Erdoor rijden, lekker hobbelend over het uitgestrekte oefenterrein met onze bolides, is jammer genoeg geen optie. De U-bocht is een kunde die we in elk geval goed hebben kunnen oefenen.

Nog geen vijftien kilometer verderop doorkruisen we onbedoeld een paar stukken Duitsland, de exclaves van de Oostkantons. Die zijn nog steeds afgescheiden van het moederland door de Vennbahn, een treintraject uit 1889 dat Belgisch grondgebied is. Er wordt nog altijd onderhandeld om die luttele vierkante kilometers opnieuw aan Duitsland toe te wijzen. Hoe ingewikkeld kan het zijn, denk ik dan.

Van vrede naar oorlog

Vandaag hebben we een afspraak. Al jaren stond hij op mijn to-dolijstje maar hij was zelden open voor het publiek: de Toren van Eben-Ezer, zonder enige overdrijving het vreemdste en meest intrigerende bouwwerk van ons land.

Stralend in de zon staren vier mythische wezens ons, nietige stervelingen, aan vanop hun vierkante toren. Eben-Ezer, wat ‘de steen der hulp’ betekent, is het levenswerk van Robert Garcet, een vuursteenhouwer, filosoof, amateurarcheoloog, kunstenaar en pacifist, die als jonge man WO II van dichtbij had meegemaakt. Na de oorlog bouwde hij vijftien jaar lang met vrienden aan zijn vuurstenen monument voor vrede en mensenrechten. In 1963 was de toren klaar.

De volledige versie van dit reisverhaal lees je in het februarinummer van Motoren & Toerisme dat vanaf donderdag in de winkel ligt. 

Geschreven op 9 februari 2021
© Motoren & Toerisme