Toer en sporttoermotoren worden steeds zeldzamer. Niet dat we niet meer toeren of reizen per motor, integendeel zelfs. Maar we doen het nu met andere motorfietsen dan pakweg 20 jaar geleden. In het magische jaar 2000 had elke constructeur wel één of meerdere toermotoren in het gamma zitten. Alleen de echte succesnummers zouden echter blijven voortbestaan. Daarom dit lijstje van vijf verdwenen (of uitgestorven) toermodellen uit modeljaar 2000.
Een ranke verschijning als de ST4 kan je moeilijk als toerbuffel klasseren. De Ducati was dan ook eerder een sporttoermachine. De machine werd aangedreven door het potente vierklepsblok uit de 916. Die L-twin krachtbron was goed voor een maximaal vermogen van 105 pk (aan 9.000 opm) en een maximaal koppel van 88 Nm (aan 7.500 opm). Daarmee moest hij nauwelijks onderdoen voor de 996 – Ducati’s toenmalige superbike – die 112 pk produceerde. Zoals het een Ducati betaamt werd de ST4 aangedreven met een ketting ipv een cardan.
Prijs 2000: 487.500 BEF (€ 12.085)
De Deauville werd destijds ook weleens smalend ‘een Pan European in zakformaat’ genoemd. Maar de kleine Honda bood gewoon veel waar voor z’n geld. De prestaties van de kleine V-twin (647cc) waren met 56 pk en 55 Nm eerder beperkt te noemen. Toch had én heeft de Deauville een trouwe schare enthousiaste gebruikers. Dat heeft wellicht veel te maken met de onderhoudsvriendelijkheid van deze motorfiets die door een cardanas wordt aangedreven. Zelfs anno 2020 geniet deze kleine toerbuffel nog altijd een cultstatus.
Prijs 2000: 325.000 BEF (€ 8.055)
Bij de eeuwwende was Kawasaki’s enige toertroef, de GTR1000, reeds een ‘routinier’. Maar een scherpe prijsstelling en een relatief complete uitrusting zorgden ervoor dat hij nog steeds vlot ingeschreven werd. Bovendien was het een publiek geheim dat deze Kawasaki ‘geïnspireerd’ was door de BMW K 100 uit de jaren ’80. De GTR1000 puurde 110 pk en 81Nm uit z’n 997cc viercilinder-in-lijn Het sterke motorblok, de onderhoudsvriendelijke cardanas, de goede windbescherming én de extra koffers waren stuk voor stuk valabele argumenten om twijfelaars over de streep te trekken.
Prijs 2000: 440.000 BEF (€ 10.910)
Triumph mikte met de Trophy 1200 wellicht op de BMW R 1100 RT, maar moest het tegelijkertijd ook tegen de Honda ST 1100 Pan European en de Kawasaki GTR1000 opnemen. Tegen de Triumph-traditie in werd deze Trophy 1200 door een viercilinder motorblok van 1180cc aangedreven. Die krachtbron was goed voor 108 pk en 104 Nm. De finale overbrenging gebeurde, net als op alle Triumphs van destijds, met een ketting. Twee decennia later doen bepaalde stijlelementen van de Trophy enigszins bevreemdend aan. De ellipsvormige koplampen en de afgeronde vormen van de kopkuip en zijstroomlijnen zijn dan ook schatplichtig aan de bio-design trend die in de late jaren ’90 opgeld maakte. De Trophy bestond ook in een 900-uitvoering die voorzien was van een driecilinder blok.
Prijs 2000: 459.990 BEF (€ 11.400)
Met een rijklaar gewicht van zo’n 400 kg was deze Royal Star Venture XVZ 1300, letterlijk en figuurlijk een van de zwaargewichten uit het toersegment. De machine straalde zeker iets Amerikaans uit, want was ze tenslotte niet geconcipieerd voor die markt? Dat was zeker aan de rijkelijke uitrusting te merken. Zo was de Royal Star Venture gezegend met een radio-cassettespeler (een systeem dat in 2000 ook al op z’n laatste benen liep) met 4 luidsprekers, een intercom, een cruisecontrole-systeem en een totale kofferinhoud van 127 liter. Toch was deze Yamaha onderhuids enigszins anders. Geen luchtgekoelde V-twin, wel een watergekoelde V4, mét cardanaandrijving. Met 98 pk was het vermogen enigszins ondermaats te noemen, al werd dat dan weer goed gemaakt door het koppel van 123 Nm. In grote getallen zou deze Royal Star Venture echter nooit verkocht worden. Daarvoor was hij nou eenmaal té Amerikaans aan voor de gemiddelde Europese toerrijder en te geraffineerd voor de liefhebbers van ‘Americana’.
Prijs 2000: 679.000 BEF (€16.830)
Tekst: Bart Jacobs