Retro-toerverhaal: Luik-Bastenaken-Luik

Dit toerverhaal verscheen voor het eerst in het aprilnummer van 2001 en kadert in '30 jaar Motoren & Toerisme'. 

'La Doyenne’, zo wordt Luik-Bastenaken-Luik in het wielermilieu genoemd. Dat wil zoveel zeggen als ‘De ouderdomsdeken der wereldbekerwedstrijden’, en in een wereldje dat in de afgelopen tien jaar bol is komen te staan van commercie en sponsoring dwingt deze titel die refereert naar de eerste editie van 1894 nog steeds bakken respect af. Niet alleen bij de ploegleiders, die gegarandeerd hun grofste geschut bovenhalen om voor de eindzege te strijden, maar ook bij de renners zelf. Zij zien zich geconfronteerd met een bijna 7 uur durende wedstrijd over een afstand van liefst 258 kilometer en geloof ons gerust: er is geeneen die daar bij de start op de Place Saint-Lambert in hartje Luik luchthartig over doet.

Tekst: Dirk Gossye

Foto’s: Frank Vanhove

Wij weten ons aan de vooravond van onze tweedaagse Ardennentrip gesteund door een dikke V-twin en een royaal kuipzadel maar nemen ons voor om ons tijdens deze toerrit zoveel mogelijk in te leven in de geest van de ambitieuze klassieke renner die op 22 april eerstkomend zal gaan voor de bloementuil. Dat houdt in dat we hellingen zullen beklimmen met de ingesteldheid van een favoriet met enkel zijn hart als motor en afdalingen zullen bekijken door het oog van de meesterknecht met enkel twee flinterdunne tubes en vier remblokjes ter grootte van een plakje kauwgum te zijner beschikking. En dat allemaal zonder moe te worden!

 

Stijgen en Dalen

Hellingen, daar draait het in Luik-Bastenaken-Luik allemaal om. Geen cols zoals we ze kennen uit de Alpen en de Pyreneeën, maar uit de kluiten gewassen heuvels en langgerekte hellingen die het Ardeense landschap zo typeren. Met het cynisme eigen aan de niet-renner die de route aan zijn bureau gezeten uitstippelde wordt gewag gemaakt van tien ‘Côtes’, waarvan de helft samentroept in de slotkilometers van de rit. Maar rijdend langs de meestal zacht oplopende asfaltwegen kunnen wij niet anders dan tot de conclusie komen dat dit hele traject een aaneenschakeling is van op- en neergaande stroken waartussen de tien aangehaalde hellingen fungeren als ultieme kuitenbijters met een groter hellingspercentage dan de rest van het parcours.

Dat impliceert dat de renners gedurende de hele rit eigenlijk constant bezig zijn met het afwerken van een heuse intervaltraining aan wedstrijdtempo. De inspanningen om de vele stukken ‘vals plat’ te overwinnen worden afgewisseld met een broodnodige fase van recuperatie tijdens de afdaling die daarop volgt. Alleen zij die in topconditie verkeren en over een quasi onuitputtelijke dosis uithoudingsvermogen beschikken kunnen een dergelijke martelgang overleven.

 

Niet toevallig omvat het lijstje met overwinnaars de namen van de allergrootsten uit de wielrennerij: Merckx zegevierde tussen 1969 en 1975 liefst vijf keer, Argentin ging vier keer met de bloemen lopen, ‘Fredje’ De Bruyne drie keer. Voor het overige weten wij ons in het goede gezelschap van kleppers als Rik Van Looy, Sean Kelly, Michele Bartoli en… Frank van den Broucke (1999). Afwachten of hij er dit jaar terug bij is om zijn terugkeer naar het peloton in de verf te zetten.

Lieflijk Begin

Wij kozen ervoor de toerroute niet te laten vertrekken in het centrum van Luik omdat het doorworstelen van de ‘Vurige Stede’ gelijk staat aan het zoeken naar de uitgang in een labyrinth. Zelfs met onze kaart op 1/200.000 bij de hand was het een hele toer om het begin van de N30 te lokaliseren, de plaats waar de officiële start wordt gegeven. Voor het overige was het een nog zwaardere klus om aan de hand van de summiere wegbeschrijving een sluitend roadbook op te stellen. Vandaar dat de kans bestaat dat hier en daar een stuk ‘koersvreemd’ parcours in deze toerrit is geslopen, maar laat dat vooral de pret niet bederven. Ter hoogte van de afrit ’40 – Embourg’ op de E25 richting Arlon weten wij het startpunt nabij, van daaruit gaat het pal naar het zuiden, naar Bastogne.

Het eerste stukje van de rit biedt ons al een voorsmaakje van wat ons de rest van de dag te wachten zal staan, alleen is het verdomd spijtig dat ook hier de mooie vergezichten aan het oog onttrokken worden door een hele horde pas gebouwde of nog in aanbouw zijnde ‘fermettekes’. Propere huisjes van uiteenlopende pluimage die één ding met elkaar gemeen hebben: geen enkel ervan wordt nog opgetrokken in de grijsbruine natuursteen die zo typisch is voor de Ardeens woningen. ’t Mag iets kosten, maar ook geen stukken van mensen, zeker? Nee, dan zijn we na een uurtje rijden beter af, al kan dat niet gezegd worden van de renners. Het landschap dat we doorkruisen tussen Remouchamps en Trois-Ponts is ongeschonden en lieflijk, maar het heuvelt en slingert dat het een aard heeft. En dit is nog maar een begin…

Tank War

Al je hier dan toch in het hartje van de Ardennen bent aanbeland zou het gek zijn voorbij te rijden aan een paar bezienswaardigheden die zelden de buis halen tijdens het verslag van de wielerrit. De watervallen van Coo bijvoorbeeld, uniek in de wereld, vooral in dit uithoekje ervan. Als u de toerroute rijdt voor het toeristisch seizoen volop in gang schiet is de kans groot dat u met de motorfiets tot aan de voet van de waterval kan rijden zonder daarvoor te moeten betalen. Eens het zonnetje aan het schijnen gaat wordt de omgeving van ‘Grand Coo’ en ‘Petit Coo’ namelijk omgetoverd tot een heus attractiepark, en dan is  de pret er wat ons betreft snel af. 

In Bastogne aangekomen raden wij u dan weer wel aan een paar centen te spenderen aan een bezoek aan het Bastogne Historical Center gesteld dat u daar voor 16:30 arriveert. Het immense herdenkingsmonument in de vorm van een vijfpuntige ster bevindt zich op een paar kilometer van het centrum langs de N874 en in het museum zelf kan u op diorama’s de tactische bewegingen van de tankdivisies van Von Rundstedt, Patton en MacAuliffe meevolgen. Fascinerend.

Buiten het museum staan een paar oudgedienden van de slag om Bastogne stilletjes weg te roesten, al zal het nog een hoop jaren duren voor het centimetersdikke staal van de aanwezige Shermans en Panzers er de brui aan geeft. Vanop de Mardasson-heuvel kan je de wijde omgeving overschouwen net zoals je vanop de heuvel naast de leeuw in Waterloo het slagveld van weleer bekijkt. Met de lijfelijke aanwezigheid van een aantal tanks in de buurt vergt het weinig fantasie om de gebeurtenissen van eind december 1944 nog eens aan je geestesoog te laten voorbijgaan. Een bedankje richting GI’s is in een dergelijke omgeving beslist op zijn plaats, niemand komt tenslotte voor zijn plezier tienduizend kilometer van huis in de modder en de sneeuw ploeteren…

Arrivée

De wetenschap dat een beetje beroepsrenner de hele koers uitrijdt aan een gemiddelde snelheid van zowat 40 km/u (petje af!) mag u er niet van weerhouden de rit eventueel in twee dagen af te werken. Niets is leuker dan na een gezellig dagje bochten pikken binnen te stappen in één van de vele hotelletjes om je er tegoed te doen aan een ter plaatse gevangen forel of een stuk everzwijn, al dan niet gearroseerd met een tripel van Ciney of een Spa bruis. Wij begaven ons ter ruste in het pittoreske Houffalize aan de Ourthe, amper 1500 inwoners rijk maar volop ingesteld op toeristen en congresgangers.

Met nog 1/3 van het traject voor de boeg gaan we de volgende dag al vroeg terug aan de slag. Ons wachten nog zo’n 90 kilometer prachtige wegen, al slaat dat ‘prachtig’ niet op de kwaliteit van het asfalt tussen Liernieux en Stoumont. Wij volgen gedurende ettelijke kilometers de loop van de Lienne en dat impliceert rijden langs grillige, laaggelegen bochten met een geërodeerde toplaag. En ook al zijn we niet gehaast, toch vergt dit stuk van de route opperste concentratie. Vanaf dit punt gaat het voor de renners wel degelijk crescendo, met een snelle opeenvolging van steile ‘côtes’. 

Op het finale-menu staan nog de hellingen van La Vecquée en van La Redoute, die van Sprimont, die van Sart-Tilman en die van Saint-Nicolas. Zoals gezegd geen kilometerslange klimpartijen maar venijnige kuitenbijters die na een dagetappe van ondertussen meer dan 200 kilometer moeiteloos het kaf van het koren scheiden. Wij merken weinig van de extra inspanningen die ons motorblok moet leveren en zien enkel dat de omgeving er niet mooier op wordt naarmate we Luik naderen. Van de kilometers verderop aan de Maas gelegen kerncentrale van Tihange verspreiden door grote stalen masten gedragen hoogspanningskabels zich als een spinnenweb in alle richtingen, met een concentratie naar de industriepool Luik toe. De steile klim naar Sart-Tilman beneemt naar het einde toe nog even het zicht op al dat onfraais maar daarna is het leukste stuk achter de rug. Bij het zoeken naar een gezellige gelegenheid om na afloop nog iets te nuttigen raken we de weg kwijt en moeten we in de laagste versnelling via een verdomd steil en glibberig kasseiweggetje met minstens 5 opeenvolgende haarspeldbochten terug naar ons eindpunt toe klauteren. Iets in ons achterhoofd schreeuwt nog: “recht je rug, ga voor de overwinning”, maar de reflex om daar als een professionele wielrenner op te reageren ontbreekt. Nog goed dat we ’n beetje kunnen pennen.

Geschreven op 26 april 2021
© Motoren & Toerisme