Het Retrolijstje: 7 superbikes uit het jaar 2000

Twintig jaar geleden zaten sportmotoren, in tegenstelling tot vandaag, volop in de lift. Minstens elke twee jaar pakten de constructeurs hun supersports, superbikes en hypersports aan. Het begrip superbike had in 2000 wel een andere invulling dan anno 2020. Tenminste, als we de sportieve logica erachter volgen.  Het toen geldende technisch reglement van het WK Superbike - dat ook in landen als Australië, Duitsland (IDM), Groot-Brittannië (BSB) en de Verenigde Staten (AMA SBK) door de nationale kampioenschappen werd overgenomen – stipuleerde immers dat viercilinder machines een cilinderinhoud van maximum 750cc mochten hebben. Voor tweecilinders gold een maximaal slagvolume van 1000cc. Daarom had elke Japanse constructeur anno 2000 één model dat aan de superbike-reglementen voldeed.

De ons zelf opgelegde regel om Retrolijstjes tot vijf motorfietsen te beperken lappen we vandaag met graagte aan onze racelaarzen. Het zou de context van dit artikel immers geen goed doen indien we jullie alleen de vijf best ‘geklasseerde’ machines uit het WK Superbike van 2000 zouden  voorschotelen. Om elke zweem van partijdigheid de kop in te drukken hebben we de 7 Superbikes overigens in alfabetische volgorde opgelijst.

 

1. Aprilia RSV Mille R

Helemaal nieuw was de Aprilia RSV Mille niet meer in 2000. Het model werd immers reeds in 1998 gelanceerd. De R kwam een jaar later en was de zogenaamde homologatieversie voor het WK Superbike. Dat betekende dat er minstens 1500 stuks van gebouwd moesten worden.

Aprilia koos voor z’n V-twin een blokhoek van 60°. De RSV Mille R puurde 133 pk (aan 9.500 opm) en 106 Nm (aan 7.500 opm) uit de 997,6 ccc metende motor. Ten opzichte van de basisversie woog de Mille R 6 kg minder (183 kg). Die gewichtsbesparing was te danken aan koolstofvezel onderdelen en een voorvork met titanium poten van Öhlins. Dat alles had destijds een stevig prijskaartje van BEF 600.000. (€ 15.000).

Tegenwoordig betaal je tussen de € 5.000 en € 7.500 voor een RSV Mille R (naar gelang de staat waarin de machine zich bevindt).

Wie de R-versie van de Aprilia Mille nog te ‘soft’ vond, kon voor de SP-versie opteren. Die werd op 150 exemplaren gebouwd, had een maximaal vermogen van 145 pk en was voorzien van een titanium uitlaatlijn met dubbele demper en een programmeerbaar motormanagement-systeem

 

2. Bimota SB8R

Rond de eeuwwisseling telde het Bimota-gamma 6 modellen. Toch was er maar ééntje dat in aanmerking kwam voor homologatie in het WK Superbike en dat was de SB8R. Zoals de S in de typeaanduiding het al doet vermoeden, een Suzuki-aangedreven motorfiets. Maar de krachtbron was niet de vier-in-lijn uit de GSX-R750, wel de L-twin uit de TL 1000 R (Suzuki’s ‘alternatieve’ superbike).  Het Suzuki L-twin blok dreef overigens niet alleen deze Bimota aan maar in datzelfde modeljaar (Y2K) ook een drietal Cagiva’s (Navigator, Raptor, V-Raptor).

In de SB8R behield het Suzuki blok z’n standaard vermogen (135 pk aan 9.500 opm). Het verschil zat hem natuurlijk in het rijwielgedeelte. Een slimme combinatie van aluminium en koolstofvezel, afgewerkt met hoogwaardige componenten zoals Öhlins veerelementen en Brembo remmen leverde een laag drooggewicht van 178 kg op. Wie nog wat dieper in de geldbuidel tastte kreeg voor ca. € 1.500 extra, een nog lichtere versie van 175 kg. Al was de ‘basisprijs’ van 849.00 BEF (ca € 21.250) al fors genoeg. De huidige prijs van een Bimota SB8R schommelt tussen de € 10.000 en € 16.000.

3. Ducati 996 SPS

Ducati had in de jaren ’90 het WK Superbike gedomineerd. Eerst met de 851 en de 888 en later met de 916. De 996  was een doorontwikkeling van de oorspronkelijke 916. Omdat er voor twins een plafond van 1000cc gold, kon Ducati zich daar net onder positioneren.

In 2000 bracht de constructeur uit Bologna drie versies van de 996 op de markt. Het ‘brave’ basismodel dat in een ‘burgerlijke’ Biposto- (tweezits dus)  en een Monoposto-versie bestond. De SPS was echter het homologatiemodel. Met z’n 177 kg woog hij maar liefst 11kg minder dan de ‘gewone’ 996. Bovendien had hij een maximaal vermogen van 123 pk (aan 9.500 opm). Door z’n livrei (enkel verkrijgbaar in Corsa rood) en z’n prijs die in België nog net (999.900 BEF om precies te zijn) onder de psychologische grens van 1 miljoen ‘frankskes’ bleef, was de 996 SPS een motorfiets voor puristen. We vonden één exemplaar van de 996 SPS in Duitsland waar € 27.500 voor gevraagd werd.

4. Honda VTR1000 SP-1

In 2000 was de VTR1000 SP-1 – die voor de racerij de code ‘RC51’ kreeg – de ‘new kid on the block’ in superbike-land. De markt voor sportmotoren was destijds zo belangrijk dat Honda naast de al bestaande CBR900RR Fireblade ook met deze VTR1000SP-1 kwam. De VTR SP-1 was een, op de bestaande VTR1000F Firestorm, geënte machine. Het verhaal wil dat de Honda-top groen licht gaf voor een V-twin superbike-project om “die ambetante Italianen eens een koekje van eigen deeg te serveren”, daarmee uiteraard doelend op Ducati.

De SP-1 zag er in z’n basisversie reeds behoorlijk racy en ‘gelikt’ uit. De iconische HRC-logo’s op de flanken van de motorfiets zijn daar niet vreemd aan. Anders dan bij de Italiaanse twins hierboven het geval was woog de VTR SP-1 met een drooggewicht van 196 kg behoorlijk zwaar. Daar stond tegenover dat z’n maximaal vermogen wel 136 pk (aan 9.500 opm) bedroeg, terwijl hij 105 Nm (aan 8.000 opm) produceerde. In tegenstelling tot de lichtere en exotischere Italiaanse concurrentie was de Honda een betaalbare motorfiets. Met een basisprijs van 545.000 BEF (€ 13.510) was hij zelfs goedkoper dan de CBS-ABS-versie van die andere Honda-topper van toen, de ST 1100 Pan European.

Voor een VTR1000 SP-1 in goede staat betaal je nu tussen de € 4.500 en € 6.000.

 

5. Kawasaki ZX7-R

Anders dan Honda hield Kawasaki in 2000 nog steeds vast aan het oer-Japanse concept van de viercilinder-in-lijn. De ZX-7R was een evolutie van de in 1989 geïntroduceerde ZX-R 750. Vanaf dan zou Kawasaki’s ‘zevenenhalf’ competitief blijken (en blijven) in zowel het WK Superbike, als het WK Endurance en verscheidene nationale kampioenschappen. Het sportieve hoogtepunt van het model kwam in 1993 met de Superbike wereldtitel voor Scott Russell. Enkele jaren later zou het model herdoopt worden in ZX7R, wellicht een knipoog naar de belangrijke Amerikaanse (versta ‘Californische’) markt.

Voor modeljaar 2000 bracht Kawasaki de ZX-7R in twee kleurstellingen op de markt, het traditionele gifgroen en een zilverkleurige livrei. De motorfiets oogt dan al een beetje ‘démodé' al blijft de ZX-7R  - zekere in groene kleurstelling – toch wel de oerkracht uitstralen die elke sportieve Kawasaki bezit en waarmee het merk zich van de andere Japanse constructeurs onderscheidt.  Met een vermogen van 122 pk (aan 11.800 opm) en een koppel van 78 Nm (aan 9.300 opm) kon de Kawasaki slechts bescheiden cijfermateriaal voorleggen. Dat vermogensdeficit met de concurrentie was grotendeels te wijten aan het feit dat de Kawasaki het in 2000 nog met carburatoren moest doen. Het wordt helemaal dramatisch als je naar het drooggewicht van de ‘Kawa’ kijkt. Met 203 kg had hij veruit de slechtste pk/kg-verhouding van dit zevental. Dat alles verklaarde ook enigszins zijn relatief lage prijs van 419.000 BEF (of € 10.385). Prijs 2020: tussen € 2.500 en € 3.500.

6. Suzuki GSX-R750

Ook Suzuki bleef in 2000 inzetten op een viercilinder-in-lijn voor het WK Superbike. En dat ondanks het feit dat de TL 1000 R (waarvan het L-twin blok de Bimota SB8R aandrijft) nog steeds in de catalogus staat. Maar een experiment met die machine in het WK Superbike zou op niets uitdraaien.  Bovendien is de GSX-R750 één van de oervaders van de superbike-categorie. Bij z’n lancering in 1985 bleek de ‘Gixxer’ meteen een ‘gamechanger’ te zijn.

Ondanks het feit dat het WK-reglement gunstiger lijkt voor twins hoefde de Suzuki er qua  vermogen niet voor onder te doen. Uit z’n 749cc puurde de Gixxer 140 pk (aan 12.500 opm) en een koppel van 85 Nm (aan 10.500 opm). Op dat laatste vlak moest hij duidelijk de rol lossen ten opzichte van de twins. Maar z’n lage drooggewicht (166 kg) maakte dat ruimschoots goed.  Vandaag betaal je tussen de € 2.500 en € 3.500 voor een GSX-R750 uit 2000/2001.

7. Yamaha R7

 

Bij z’n introductie op de Intermot van 1998 deed deze Yamaha monden openvallen. Nauwelijks één jaar nadat het de allereerste versie van de R1 had geïntroduceerd was deze ‘pure superbike’ aan de beurt. De R7 - die ook de codenaam 0W02 meekreeg – is het schoolvoorbeeld van een homologatiemodel. Dat komt  ondermeer tot uiting in: een Deltabox frame dat sterk beïnvloed werd door de YZR500 GP-racers, Öhlins veringcomponenten, elektronische injectie en titanium kleppen.  Allemaal aspecten die deze machine een pure race-uitstraling gaven.

Die perceptie mocht er dan wel zijn, maar strookte dat ook met  de realiteit? Neen, dus want hoe straf alles ook leek, in werkelijkheid produceerde deze R7 slechts 106 pk. En dat voor de allerduurste machine uit dit rijtje met een prijs van destijds BEF 1.100.000 (of € 27.500)! Dat lage vermogen was te danken aan de Duitse homologatievereisten. Wie echter extra betaalde voor een racekit kon het vermogen opkittelen tot 160 pk! We hebben ook weet van minstens één Belgische R7 die voorzien was van een ‘ruilhart’ afkomstig uit de R1.

Een R7 kost anno 2020 tussen de €60.000 en €70.000.

 

Tekst: BJ

Foto's: Archief Motoren&Toerisme/Alle Motoren/MotorWeek2

Geschreven op 25 februari 2020
© Motoren & Toerisme