Van onze man in de wedstrijd: De Ronde van Vlaanderen

Coronacrisis of niet, de week voor de Ronde van Vlaanderen is in Vlaanderen nog steeds de 'Settimana Santa'. Ook op de M&T-redactie was, bij tijden, de koorts in de aanloop naar de Ronde te voelen. Zeker in 1999 toen M&T-bezieler en -hoofdredacteur Dirk Melkebeek zich als vliegend seingever in het gewoel van de Ronde onderdompelde. Een onderneming die er niet alleen kwam uit fascinatie voor de Ronde, maar ook een mooi verhaal opleverde. Die reportage was in het meinummer van dat jaar te lezen. 

Dit retro-artikel verschijnt naar aanleiding van Motoren & Toerisme's 30e verjaardag. 

Het is tien voor acht ’s morgens wanneer we in Brugge aankomen. Brugge Die Scone, en sedert een paar jaar de startplaats voor de Ronde van Vlaanderen, één van ’s werelds mooiste wielerklassiekers. Wielersport heeft ons nooit écht geïnteresseerd, maar we hebben ons altijd al afgevraagd hoe het moet zijn om als motard tussen die karavaan hard zwoegende renners te hangen. Wiebelend op de rand van kasseiweggetjes tussen publiek en renners in, één arendsoog op de gevaren van het wegdek gericht, een ander op de vaak onvoorspelbare reacties van renners en publiek. Anticiperen en motorbeheersing hebben hier misschien nog wel meer belang dan waar ook, en het wordt wel eens gezegd dat de motorrijders die zo’n karavaan mee in goede banen leiden en/of voor de achterop zittende fotografen de gelegenheid scheppen om mooie plaatjes te schieten de anonieme helden van zo’n wedstrijd zijn. Stilletjes bewonderd en luidruchtig benijd door motorrijders buiten koers. Toen ons dus de gelegenheid werd geboden om in koers mee te rijden als motard aarzelden we dan ook geen moment.

Tekst en foto's: Dirk Melkebeek

Voorrecht

De Ronde van binnenuit meemaken is een voorrecht dat niet meer dan een handvol motorrijders is gegund. Het is dat handvol dat op dit onchristelijke uur verzamelen blaast op de Burg in Brugge. Nog twee uur voor de start is het al redelijk levendig in het Brugse stadscentrum en er heerst die typische zenuwachtige drukte die aan elk groot evenement voorafgaat. Om 8u00 stipt wordt in het Belfort de briefing voor motorrijders gehouden, die zich beperkt tot de vaststelling dat het bijna allemaal dezelfden zijn van vorig jaar en dat iedereen dus wel weet wat hij moet doen en laten.

Neem niet teveel risico’s jongens, en ik wens jullie een prettige dag. De lunchpakketten kun je hierboven afhalen.” En dan wordt er een koffietje gedronken in afwachting van de start van de wedstrijd. Ook de Zwaantjes van de rijkswacht zijn intussen gearriveerd, de K 100 RT’s en K 1100 LT’s staan netjes gelijnd op de Burg. Zij begeleiden de zowat twee kilometer lange karavaan. Van voor tot achter op alle kritieke punten. Zo rijdt er ook altijd één bereden rijkswachter onmiddellijk achter het peloton. “Fijne positie”, zegt de gelukkige van vandaag, “zie je nog eens wat.”

Uur 0 nadert. “Nog vijftien minuten voor de start”, klinkt het droog door de luidsprekers. Ik krijg van m’n metgezellen de goede raad om nu even naar het toilet te gaan als dat nodig mocht zijn, “want daar krijg je de rest van de dag geen gelegenheid meer voor.” De karavaan stopt immers niet, en weer in koers geraken door de weg af te snijden is door de massale publieke belangstelling langs het parcours een heikele zaak. Zo’n paar minuten voor de start rijden we door de Brugse binnenstad naar de officiële startplaats, even buiten het centrum. Achter de nadarhekkens hebben zich al honderden mensen verzameld. Onze doortocht doet de gesprekken stilvallen. Wij zijn de ronkende voorbode, zo dadelijk passeert het echte werk.

Adrenaline

Er zijn maar drie soorten motorrijder in de Ronde, en dat zijn met name de motorrijders van de Rijkswacht, de motards die ervoor instaan dat cameramensen, radiocommentatoren en fotografen altijd in de buurt van de actie blijven en de vliegende seingevers die zo een beetje mee helpen zorgen voor een ordentelijk en veilig verloop van de wedstrijd. Dat varieert van het van de weg afsturen van auto’s die uit tegenovergestelde richting komen tot het signaal geven aan de renners wanneer ze een gevaarlijk punt naderen. En dat is nodig ook. Want eigenlijk is zo’n wielrennerskaravaan, zeker in het begin van de wedstrijd, gewoon een onstuitbare zich snel voortbewegende zwerm waarvan alleen diegene die vooraan zit zo af en toe eens kijkt naar waar hij eigenlijk rijdt. En in tegenstelling tot motorrijders beperkt de kijktechniek van een wielrenner in het peloton zich tot het kijken naar het achterwiel van de voorligger en zo dicht mogelijk bijblijven. Uit de wind gaan zitten heet dat. Het scheelt wat in het trappen maar maakt ook dat straatmeubilair, rotondes en vluchtheuvels voor de wielrenners – en daarin verschillen ze dan weer niet van ons, motorrijders – levensgevaarlijke dingen zijn.

De taak van de vliegende seingevers is dus hen te waarschuwen voor de obstakels die ze in het heetst van de strijd misschien niet opmerken. Twee jaar terug reed Wilfried Nelissen tijdens de wedstrijd Gent-Wevelgem met z’n been tegen zo’n houten paaltje dat auto’s moet verhinderen te parkeren, met een open beenbreuk en het einde van z’n wielcarrière tot gevolg. Waarvoor je als vliegende seingever denkt te moeten gaan waarschuwen hangt van je eigen inzicht af. In het begin van de wedstrijd rijden alle vliegende seingevers vooraan, achter de rode vlag die alle verdere verkeer uit beide richtingen verbiedt. Meestal zijn ze met z’n tweeën per motor. Op elk gevaarlijk punt stapt een vliegende seingever af, wordt de motor geparkeerd achter het obstakel en vat de seingever post voor het obstakel. Met een gele vlag en een fluitje worden de renners dan van het onheil op de hoogte gesteld. De eerste keer dat je daar uit alle macht op dat fluitje staat te blazen en met die gele vlag staat te wapperen is een redelijk hallucinante belevenis. De hele zwerm komt op je af gereden en kiest pas op de laatste moment richting, links of rechts van de vluchtheuvel. Maar tot je merkt dat ze inderdaad richting kiezen ben je er stellig van overtuigd dat ze je gewoon omver gaan fietsen. Al wat je hoort is je eigen gefluit, en een mengeling van bandenruis en het geritsel van goed gesmeerde kettingen en tandwielen. En al wat je ziet is een snel naderbij komende kleurencaleidoscoop die steeds meer verander in een veelkleurige streep naarmate de schuit van 189 renners tegen ongehoord tempo passeert. De groep is nog één, en blijkbaar kunnen ook de toeschouwers nog niet uitmaken wat het worden gaat. Niemand roept, de karavaan vliegt voorbij.

Vliegend

De naam Vliegende Seingever is overigens niet onterecht gekozen. Want de echte adrenaline moet nog komen. Van zodra de renners gepasseerd zijn moet je je immers vanuit stilstand terug tussen de karavaan lanceren. Evident is dat niet, want achter de renners rijdt een hele trits wagens van wielerploegen die maar één opdracht hebben: zo dicht mogelijk bij hun renners blijven tegen het moment dat die in moeilijkheden mochten komen. Die geven dus gas alsof ze zélf een rally moeten winnen. De ploegleiders zijn overigens berucht onder de motards: van zodra één van hun renners in moeilijkheden raakt zien ze niets meer en rijden ze je gewoon van de weg. Schelden en tieren is nog het minste wat je kan overkomen. Toch moet je zo snel mogelijk terug in de koers raken, want daarna moet je de hele zwik ook terug inhalen, inclusief de wielerkaravaan. Dat inhalen moet snel en efficiënt gebeuren, het geen betekent dat je nooit tussen de renners mag blijven hangen. Het peloton moet je dus inhalen op lange rechte stukken weg, als die er al zijn. Wij zien zo’n gaatje op de viervaksweg voor de luchthaven van Oostende, nadat we stukje bij beetje al toeterend de autokaravaan hebben ingehaald. Een rijkswachter die ook weer vooraan moet zijn rijdt zonder dralen met loeiende sirenes de tegenovergestelde rijvakken van de viervaksweg op. Wij gaan erachteraan, en de naald van de toerenteller van de R 850 GS gaat in elke versnelling tot tegen het rood. De boxertwin geeft alles wat ie in huis heeft en we gaan tegen ruim 160 kilometer per uur de wielrenners voorbij, als spookrijder aan de andere kant van de vangrails. Waar de scheiding tussen beide richtingen ophoudt hebben we ze echter net niet ingehaald. Verdomme. We sturen een beetje naar links, maar dat doet de rennerszwerm ook… Gas bijgeven, niet aarzelen. De R 850 GS is wel een beetje aan het eind van zijn latijn. “Toeteren”, brult onze duo, wiens eerste gemotoriseerde Ronde van Vlaanderen het niet is, tegen de wind in.

Toeteren, gut ja, die renners hebben immers geen achteruitkijkspiegels. En reageren sterker op auditieve signalen. Enfin, hopen we toch. Met het hart half in de keel vliegen we de renners tegen 160 per uur toeterend voorbij op het fietspad. Zo’n vijfhonderd meter verder rijden er nog twee die blijkbaar uit de groep ontsnapt zijn. De eerste ontsnapping, maar aan die snelheid is het een beetje moeilijk om te zien wie het zijn. Vijfhonderd meter verder staan de toeschouwers in dichte drommen rond de bocht gedrapeerd. Gas toe, stevig afremmen (met dank aan Brembo) en we draaien eigenlijk nog iets te snel de negentig graden naar rechts de Torhoutsesteenweg op. Tjongetjonge, ’t is niet zo simpel als het eruitziet., dat koersbegeleiden. Rijtechnisch valt het best mee, al vraagt het uiteraard een minimum aan rijvaardigheid, maar het moeilijkste is inschatten hoe de renners gaan reageren. Die rijden zo een beetje waar het hen uitkomt en trachten daarbij zoveel mogelijk voordeel uit de windrichting te halen. Alleen weet jij met je 70 pk onder je kont niet altijd wat dat precies in de praktijk gaat opleveren.

Oostende en de kust liggen achter ons, we zijn bijna 50 kilometer weg, de wielrenners zijn in volle vorm. De gemiddelde snelheid ligt een stuk boven de veertig kilometer er uur, en dat voelen ook wij. Even later zijn we terug in uitgangspositie, achter de auto met de rode vlag. Een paar kilometer achter ons houdt de eerste renner, ene Javier Pascual Rodriguez, het voor bekeken. Heeft zich blijkbaar verkeken op het enorm hoge tempo dat wordt aangehouden. Hij mag plaatsnemen in de bus die het rijdende circus helemaal als laatste volgt. Hoed af voor de buschauffeur. De man kan op geen stukken na de bochtensnelheid van een wielrenner halen, wat betekent dat remmen en accelereren als een gek aan de orde van de dag zijn. Het zou me trouwens ook helemaal niet verbazen als opgevers als na een paar kilometers hotsen en botsen in die bus stilletjes gaan wensen dat ze toch maar op hun fiets waren blijven zitten.

Kassei

Wat nu volgt is een slingerende snelle weg naar de Vlaamse Ardennen toe. Gistel, Eernegem, Aartrijke, Torhout, Lichtervelde, Zwevezele, Pittem en Tielt passeren de revue. We rijden een eind voorop om te tanken en gauw wat van het lunchpakket naar binnen te schrokken. Hoewel we flink hebben doorgereden om wat aftand te nemen van het zich tegen zo’n vijfenveertig kilometer per uur voortbewegende circus komt de openingswagen van de wedstrijd ons al gauw weer voorbij. Je hebt er eenvoudigweg geen idee van hoe verdomd snel het allemaal gaat als je zo’n wedstrijd in de zetel voor je televisie volgt. Nog even de radio afstellen van waaruit we instructies krijgen en weg zijn we weer, mee met de rijdende mallemolen. In Pittem posteren we nog even voor een vluchtheuvel, en in Tielt zijn we de maalstroom alweer voorbij. In Kanegem slaat het bronzen standbeeld van Briek Schotte mee het verloop van de koers gade. Albéric – Briek in de volksmond – Schotte was één van de allergrootsten, een soort Giacomo Agostini van de wielersport.

Na het dorpje Dentergem rijden we Oost-Vlaanderen binnen. ‘Eerste bevoorrading’ deelt het spandoek boven de weg mee. Het is halféén en we hebben er 112 kilometer opzitten. Het ergste voor de renners moet nu nog komen: de zestien hellingen en de kilometers kasseistroken van de Vlaamse Ardennen. Ondertussen is ook een eerste groep van dertig renners uit het peloton ontsnapt. Zij bepalen het tempo en leggen de zweep erop. Het ziet er naar uit dat dit een hele snelle Ronde wordt. De eerste kasseistrook is de Huisepontweg die Wannegem met Huise verbindt. Het is een smerig strookje, zo eentje waar wagens met spoilers en sportophanging niet onbeschadigd uitkomen.

Maar wielerploegen zijn op alles voorzien. Elke twintig meter staat er een kerel langs de kant met reservewielen,, want de kans dat de renners hier lekrijden is levensgroot. En wat we ook leren vandaag is dat plaatsen waar calamiteiten kunnen gebeuren altijd veel vol lokken. We kunnen ternauwernood passeren, laat staan dat je op dit bolle kasseiweggetje je spoor kunt kiezen. De auto met de rode vlag die voor ons rijdt vindt het leuk om zoveel mogelijk in de plassen te rijden. Om aldus het talrijke publiek een beetje aan de kant te rijden om aldus het talrijke publiek een beetje aan de kant te krijgen. Wij vinden dat ook leuk – ouderwets leedvermaak, nietwaar – en wat meer is, het werkt nog ook. We gaan de N60 tussen Gent en Oudenaarde, die langs de Scheldevallei loopt, over. Aan de andere kant liggen de beruchte hellingen. Nu gaat het echte heldenwerk beginnen.

 

Tempo

We gaan vlot met het tempo van de openingswagens mee. Boven ons hangt de rijkswachthelikopter die het verloop van de wedstrijd in de gaten houdt en in verbinding staat met de rijkswachters op twee wielen. Hij verwittigt als de eerste renners té dicht in de buurt van de opening van de koers komen . Dan gaan de zwaailichten en sirenes aan, en brult zo’n rijkswachter “Allez, komaan!” en dan rijden we volg gas door de hagen omstaanders, die weten dat de helden niet meer veraf zijn. De eerste hellingen passeren de revue. Dit zijn de scharniermomenten van de Ronde, hier gaat het gebeuren. Maar dit zijn ook de absoluut mooiste weggetjes die Vlaanderen te bieden heeft, met prachtige uitzichten. Een voor de renners gevaarlijke vluchtheuvel dwingt ons tot signaal geven. We weten ook dat we hier niet meer kunnen inhalen, want al wat de volgende tientallen kilometers in het verschiet ligt zijn kleine weggetjes afgezoomd met horden volk. We zullen moeten afsnijden, en kijken op de kaart waar we het nog kunnen halen. En hoewel we echt niet traag naar het aansluitpunt rijden zijn ons niet meer dan tien minuten gegund eer de rode vlag passeert.

Frank Vandenbroucke op de laatste helling van de Ronde: de Bosberg. Foto: Het Volk

De Croque uit het vuistje nog half in de mond springen we uit het café, waar de Ronde op TV druk gevolgd wordt, terug de motor op. Dat is voor het hele café ook het sein om buiten commentaar te gaan leveren. De Ronde is een echt volksfeest. Mesen hebben zich al van ’s morgens vroeg in de berm geposteerd, met de picknick en een bakje bier erbij. Ze zwaaien naar ons, en in Roborst staat zelfs een hele fanfare in de wie die op het sein van onze doortocht een deuntje begint te blazen. Ietsje verder gaat Philippe Gaumont tegen de keien in de Paddestraat. Voor hem is de Ronde ten einde. Bij de tweede bevoorrading heeft het peloton de koplopers weer bij de kraag. Alles is nog mogelijk. De Kluisberg en de Knokteberg brengen geen uitsluitsel. Dat zal de Oude Kwaremont wel doen. Sörensen en Museeuw rijden weg. En ook de Paterberg is er één waar niet mee gelachen wordt. Op kilometer 212 duikt de Kortekeer op. De negende helling trekt de zwerm een beetje uit elkaar. Maar veel scheelt het allemaal niet. Het tempo ligt nog steeds verbazingwekkend hoog. De stoet is tot op een paar kilometer achter ons genaderd. Dat betekent dat, mochten we om één of andere onverwachte reden stil komen te staan – een dwars over de weg manoeuvrerende vrachtwagen bijvoorbeeld -, de renners op minder dan anderhalve minuut bij ons zijn. Dat is te dicht, en we krijgen bericht uit de helikopter dat we sneller moeten rijden. Sirenes worden aangezet, en we stuiven tegen ongehoord tempo door de kleine, verraderlijke weggetjes van de zo schitterende Vlaamse Ardennen. Op de top van de Eikenberg is er nog een valpartij. Het is Jo Planckaert, die iets te gretig in de bocht is gegaan. Het wordt spannend als op de Parikeberg een twaalftal renners ontsnappen.

Finale

We rijden nu op de beruchte Muur van Geraardsbergen toe, nog 15 kilometer voor de eindstreep. Auto’s en motorrijders mogen de muur niet op, met uitzondering van een paar ‘gelukkigen’, zoals de cameramensen. Wie ooit de Muur met de motor is opgereden in de tijd dat dat nog mocht weet dat het verdraaid niet simpel is om zonder blikschade boven te geraken. Het risico dat een omvergevallen motor de renners zou ophouden op een dergelijk beslissend moment wordt dan ook tot een minimum beperkt. Maar als de motorrijders niet vallen doen de renners het wel. Dit keer Frank Vandenbroucke, die de weg verspert voor de anderen, behalve voor Museeuw en Van Petegem, twee van z’n zwaarste rivalen. Ondertussen worden de motorrijders en de auto’s langs de Kloosterstraat naar boven geleid. Nu worden de winstkansen echt uitgeteld. Op de laatste helling, de Bosberg die zo’n zes kilometer van de aankomst ligt, houden we halt om te zien wie er eerst doorkomt. Het zijn Van Petegem en Museeuw, maar Vandenbroucke is – zelfs al lag ie acht kilometer voordien nog tegen de kasseien – niet ver achter. We laten de kopgroep passeren en duiken dan terug de wedstrijd in, achter een gemotoriseerde rijkswachter. Het tumult groeit aan, de beslissing zal vallen. Net voor het einde worden de motorrijders afgeleid via een zijweggetje tot achter de aankomst. We zijn er maar net voor Van Petegem de eindstreep overgaat als eerste.

De BMW R 850 GS waarmee Dirk Melkebeek de Ronde van 1999 'reed'.

Op een binnenkoer van een boerderij staat de dienstwagen van Vlaams Minister-President Van den Brande geparkeerd. Eddy Wally is er, met roze zonnebril, met glitter afgeboord blauw hemd en beige Amerikaanse cowboyhoed. Mark Vanlombeek en Mark Uytterhoeven komen uit de VRT-wagen. Hij schijnt een schitterende wedstrijdcommentaar te hebben geleverd.  Kortom, ze zijn er allemaal. De Ronde van Vlaanderen is niet alleen één van de meest bekende wielerwedstrijden, het is ook met lengtes voorsprong Vlaanderens grootste volksfeest. En een visitekaartje van het kleine landje aan de Noordzee naar de wereld toe. De Ronde is Vlaanderen. Wij drinken een pint in een cafeetje op de hoek, waar de wedstrijd druk becommentarieerd wordt. En springen daarna terug op de motor, om samen met de andere motards na te praten bij een fikse hap. Het was, als bijna altijd, één van de mooiste rondes van Vlaanderen ooit. En voor ons al helemaal dé mooiste.

Geschreven op 30 maart 2021
© Motoren & Toerisme